41 En zij maakten in die dagen een kalf en brachten een offer aan die afgod, en zij waren verblijd over de werken van hun handen. 42 En God keerde Zich af en gaf hen over om het hemelleger te dienen, zoals er geschreven is in het boek van de Profeten: Hebt u de veertig jaar in de woestijn ook slachtoffers en offers aan Mij gebracht, huis van Israël? 43 Ja, u hebt de tent van Moloch meegedragen en de ster van uw god Remfan, de afbeeldingen die u gemaakt hebt om ze te aanbidden. Ik zal u daarom wegvoeren, verder dan Babylon. 44 Bij onze vaderen in de woestijn was de tent van de getuigenis, zoals Hij Die tot Mozes sprak, hem had opgedragen deze te maken overeenkomstig de afbeelding die hij gezien had. 45 Ook brachten onze vaderen die, nadat zij hem ontvangen hadden, met Jozua in het land dat de heidenen bezaten die God voor onze vaderen uit verdreven heeft. Zo bleef het tot de dagen van David toe, (Handelingen 7:41-45)
Stefanus gaat maar door met hoe het volk Israël niet trouw was in hun relatie met de God van hun vader Abraham. Stefanus haalt een gedeelte uit Amos aan, een gedeelte waarin God misselijk wordt van alle religieuze uitingen. Want ze kunnen offeranden brengen, maar als ze gerechtigheid niet nastreven dan dienen ze niet werkelijk een rechtvaardige God.
Een vraag die we onszelf zouden kunnen stellen is wat de link is tussen deze verschillende generaties waar al snel honderden jaren tussen zit. Gaat het dan alleen over de manier waarop ze God dienen of is er een sterker verband. In Exodus 33, waar beschreven wordt hoe God Zich openbaart aan Mozes, kunnen we namelijk lezen dat God het niet bij 1 generatie laat zitten. Wat wij nu doen heeft ook effect op de generaties na ons.
En dat is nu net het probleem, de fout die de generatie in de woestijn maakte en de generatie in ballingschap maakt de generatie in de tijd van Jezus ook nog steeds. En dat is wat Stefanus wil doorgeven aan deze mannen. Israël heeft zo vaak in de geschiedenis laten zien dat ze niet trouw blijven aan hun God. Ze zagen maar niet wat de weg was die God wilde gaan.
En daarom moet er een generatie komen die hier een halt aan toe durft te roepen. Een generatie die zegt dat het genoeg is en nu echt tijd is om God te gehoorzamen. En wij kunnen die generatie zijn, wij kunnen wel degelijke er aan werken dat de toekomst er anders uit komt te zien.
Dat de generatie voor ons ons dit geloof heeft gegeven betekent niet dat we alles vanzelf moeten accepteren. Wij moeten onze eigen keuzes leren maken en op een punt durven te komen waarin we zelf nadenken. Echt niet alles wat onze voorouders deden was goed in Gods ogen. Het is mogelijk om een generatie te zijn die radicale veranderingen teweeg brengt. Het is mogelijk om God te dienen vanuit een blanco geloof.