1 En Paulus zei, terwijl hij de ogen op de Raad gevestigd hield: Mannenbroeders, ik heb voor God met een volkomen zuiver geweten gewandeld tot op deze dag. 2 Maar de hogepriester Ananias beval hen die bij hem stonden hem op de mond te slaan. 3 Toen zei Paulus tegen hem: God zal ú slaan, witgepleisterde wand! Zit u hier om een oordeel over mij uit te spreken overeenkomstig de wet, en geeft u bevel, tegen de wet in, mij te slaan? 4 En zij die daarbij stonden, zeiden: Scheldt u de hogepriester van God uit? 5 Toen zei Paulus: Ik wist niet, broeders, dat hij hogepriester is; want er staat geschreven: U mag geen kwaad spreken van de leider van uw volk. (Handelingen 23:1-5)
We kunnen nog steeds fouten maken. En vele van ons zullen dat ook erkennen tot op het moment dat we ook echt onze excuses moeten aanbieden. Want dan lijkt de wereld opeens te klein om deze woorden uit onze mond te krijgen. Er is een verschil tussen nederig zeggen te zijn en oprecht nederig durven te zijn.
Paulus staat hier voor een groep mensen die hem van alles beschuldigen, ze willen niets liever zien dat hij deze wereld voorgoed verlaat. En op het moment dat er iemand de opdracht geeft om Paulus te slaan gaat hij daar stevig tegen te keer. Want zij zijn allen joodse broeders en Paulus wil duidelijk maken dat dit geen wettelijke stap is die men hier zet. Als joden onder elkaar moet men de wetten van Mozes gehoorzamen.
Helaas gaat hij in zijn reactie ook buiten zijn boekje. Want de wetten schrijven ook voor dat men niet mag kwaadspreken van de leiders van het volk. Maar zie hoe Paulus daarop reageert, dat is nu precies het bewijs van wat hij in het eerste vers zegt. Dat Paulus deze fout maakt zegt niet dat hij geen schoon geweten heeft, het feit dat Paulus zijn excuses aanbiedt is juist het bewijs van het tegenovergestelde.
Paulus wist niet dat het de hoge priester was en op het moment dat hij dat zich realiseert biedt hij zijn excuses aan. En dat laat het verlangen zien van iemand die zijn geweten schoon wil houden. We moeten nooit te trots zijn om geen sorry te zeggen. We moeten altijd blijven verlangen naar een oprecht hart. En op het moment dat we zo’n fout maken mogen we gewoon sorry zeggen.
Laten we dit verlangen hebben, we hoeven onszelf niet te verdedigen. Het gaat niet om onze positie, als we een fout maken dan spijt het ons. Maar dat betekent niet dat we geen zuiver geweten meer hebben. Het betekent juist dat we verlangen naar een oprecht leven waarin God alle lof en eer mag ontvangen.