8 Door zijn geloof ging Abraham, toen hij geroepen werd, gehoorzaam op weg naar een plaats die hij in bezit zou krijgen, en hij ging op weg zonder te weten waarheen. (Hebreeen 11:8)
Waar is dit geloof nog te vinden? Net als Abraham echt vertrouwen op de beloften die God heeft gedaan. Maar nee, in onze tijd moeten we discussieren over wat nog echt waar is van de bijbel of de schepping wel echt in zes dagen is gebeurd. Het boeit niet meer wat God nu van plan is met ons leven, het gaat er om wat wij er van vinden. En wij vragen ons af waarom er zo weinig wonderen gebeuren!
Maar Abraham vertrok uit zijn land omdat God hem wilde zegenen. Hij geloofde in de beloften die God hem gaf. Maar die beloften lieten lang op zich wachten, voor een lange tijd kon Sara geen kinderen krijgen. En uiteindelijk kregen ze een zoon.
11 Door haar geloof ontving ook Sara, hoewel ze onvruchtbaar was gebleven en niet meer in de bloei van haar leven was, de kracht om een kind te verwekken, en wel omdat ze vertrouwde op degene die de belofte had gedaan. (Hebreeen 11:11)
Maar Gods beloften waren juist een nageslacht zo talrijk als de sterren aan de hemel. Zouden wij tevreden zijn met God, als Hij zo met ons zou handelen. Wat is dit nu, een zoon, is dat alles? Maar nu wil ik je aandacht richten op het hart van Abraham, want het gaat Abraham in principe niet om die ene zoon maar het gaat hem om God.
9 Door zijn geloof trok hij naar het land dat hem beloofd was maar hem nog niet toebehoorde. Samen met Isaak en Jakob, mede-erfgenamen van de belofte, woonde hij daar in tenten 10 omdat hij uitzag naar een stad met fundamenten, door God zelf ontworpen en gebouwd. (Hebreeen 11:9,10)
Gods beloften waren het beloofde land, maar de man aan wie Hij voor het eerst deze beloften deed heeft zijn hele leven in tenten gewoond. En waarom bleef hij dan toch vertrouwen op God? En dat antwoord staat in vers 10. Want Abraham keek uit naar een nieuwe stad, door God zelf ontworpen. Abraham had een visie die groter was dan alleen veel nakomelingen.
En dat is wat onze visie moet worden. Wij moeten ook hopen op deze beloften van God dat Hij alle dingen nieuw gaat maken. Wij moeten ons hart niet verkopen aan deze wereld, maar wij moeten ons hart zetten op de nieuwe hemel en de nieuwe aarde. Want dat is geloof, dat is vertrouwen. Dit hoofdstuk gaat niet om de vervulling van de beloften van God maar om het vertrouwen dat wij moeten hebben in Zijn beloften.
En als wij in deze context vers 1 zetten dan kunnen we het nog beter begrijpen. Ons geloof is de bron voor de hoop in de beloften van God. Laten we op God vertrouwen en hopen op de nieuwe hemel en de nieuwe aarde.