Geloof dat (niet) stopt

Hebreeen 11:13-16

13 Zij allen zijn in geloof gestorven; wat hun beloofd was zagen ze geen werkelijkheid worden, ze hebben slechts een glimp ervan begroet, en ze zeiden van zichzelf dat zij op aarde leefden als vreemdelingen en gasten. (Hebreeen 11:13)

Als de belofte vervuld is hoeven we nergens meer op te vertrouwen. We hebben geen geloof meer nodig voor een veilige aankomst als we al op de plaats van bestemming zijn aan gekomen. Het geloof is nodig als de belofte er is maar nog niet zichtbaar vervuld is. Jezus komt terug maar velen zijn gestorven met het geloof in Zijn terugkeer.

En dat is de betekenis van vers 13. Vele gelovige joden uit het oude testament zijn heen gegaan zonder de vervulling van zoveel beloften over de komst van de redding van Israel. Ze stierven in het vertrouwen dat het eens zal komen. Dat is geloof, niet zien en toch geloven.

Kijken naar en ons vestigen in deze wereld geeft ons ongeloof. We kijken onze ogen uit naar alles in deze wereld door mensen geschapen en uiteindelijk vallen we er voor. We verkopen ons hart aan deze wereld.

14 Door zo te spreken lieten ze blijken op doorreis te zijn naar een vaderland. 15 En daarmee bedoelden ze niet het vaderland waaruit ze weggetrokken waren, anders waren ze daarheen wel teruggekeerd. 16 Nee, ze keken reikhalzend uit naar een beter vaderland: het hemelse. Daarom schaamt God zich er niet voor hun God genoemd te worden en heeft hij voor hen een stad gereedgemaakt. (Hebreeen 11:14-16)

Maar iemand die echt gelooft is een vreemdeling hier op aarde en verlangt naar de nieuwe hemel en nieuwe aarde. Dit is niet hetzelfde als verlangen naar de dood. Dit verlangen is het verlangen naar de bevrijding van de zonden, de pijn en het verdriet.

God is in voorbereiding van deze nieuwe plek. En de criteria voor de plek zijn mensen die geloven in en verlangen naar de vervulling van deze beloften. Mensen die hier vreemdelingen zijn en zich verzetten tegen alles dat zich aan hen wil vastklampen.

Ben jij een vreemdeling?

This entry was posted in 58 Hebreeen. Bookmark the permalink.