Pretenderen

Psalm 62

4 Hoelang bedenkt u nog kwaad tegen een man?
U zult allen gedood worden;
u zult zijn als een hellende wand,
een instortende muur.
5 Zeker, zij beraadslagen om hem van zijn hoogte af te stoten.
Zij scheppen behagen in leugen;
met hun mond zegenen zij,
maar in hun binnenste vervloeken zij. Sela
(Psalm 62:4-5)

Veel van dit soort verzen uit de psalmen van David gaan niet over heidenen, mensen die een andere god aanhangen dan David. Het gaat over mensen die bij het volk Israel zelf horen. Mensen die ook dezelfde religie aanhangen, mensen die dus pretenderen dat ze God vrezen.

Want daarin is vers 5 duidelijk, het zijn mensen die met hun mond zegenen, maar vanuit hun binnenste vervloeken. En waar draait het in het christendom nu werkelijk om, het binnenste. Jezus is daar zo duidelijk over geweest. Het gaat er niet om hoe mensen je van buitenaf zien, het gaat er om wat er in je hart leeft. Waar ligt jouw verlangen, waar zijn jouw ogen op gericht?

Want we kunnen nog zo religieus lijken, maar als onze week leeg is van persoonlijk gebed met de Vader, dan zijn al die andere momenten slechts rituelen. Het bidden voor de maaltijd, het bezoek aan de kerkdienst, ze betekenen niets. Zolang al die activiteiten zwaar zijn of als een plicht voelen hebben we nog niet ontdekt dat God ons hart wil.

Hij is niet op zoek naar onze werken, het brengt ons nergens. Hij is op zoek naar een hart dat verlangt, een hart dat oprecht en bewust bezig is met het zoeken naar het koninkrijk van God.

This entry was posted in 19 Psalmen. Bookmark the permalink.