13 Als ik toch niet had geloofd dat ik de goedheid van de HEERE
zou zien in het land van de levenden,
ik was vergaan. (Psalm 27:13)
En daar is het, het geloof. David had zijn hoop op de Heere gericht, hij verlangde naar de goedheid van God. En David weet dat als hij dat vertrouwen niet had gehad, de uitkomst van zijn leven heel anders zou zijn geweest. Hoe zou jouw leven er uit zien als jij op God alleen hoopt? Is het het leven dat jij nu hebt, of ben jij voornamelijk verantwoordelijk voor de keuzes in jouw leven?
Dit geloof gaat een stuk verder dan geloven in de vergeving van onze zonden door het bloed van Jezus. Dit geloven bepaalt hoe wij vandaag wandelen in ons leven. En dat is wat veel christenen missen, want dat is wat er bedoeld wordt als we praten over het wandelen met God. Want dat doen we niet door middel van theologische redenatie. Het moet de praktijk worden van ons leven en dat was het geval bij David.
Het resultaat is voor David duidelijk, zijn leven is een vrucht van de goedheid van God. En dat is waar hij op vertrouwde toen het er even niet naar uit zag. Er zijn veel mensen die ook zullen zeggen dat hun leven door God bepaald is, maar ze kunnen niet echt de vinger op de plek leggen van waar precies. Het is een dogmatische overtuiging omdat de bijbel het nu eenmaal zegt, maar ze vergeten dat ons geloof daarin essentieel is.
Helaas is dit niet een geaccepteerde overtuiging in onze reformatorische gemeenten. We zijn bang om God voor de voeten te lopen. We sluiten onszelf liever op in onze kamer dan dat we iets verkeerds zouden doen. Maar dat is niet wat God van ons verlangt, we mogen best fouten maken, maar Hij verlangt er naar dat wij op Zijn goedheid vertrouwen. Want dan kan Hij Zijn goedheid in ons leven laten zien.