11 En nadat hij weer naar boven gegaan was, brood gebroken en iets genuttigd had, en hij lang, tot het aanbreken van de dag toe, met hen gesproken had, vertrok hij zo. 12 En zij brachten de jongen levend mee en werden bovenmate vertroost. 13 Wij nu waren vooruitgegaan naar het schip en voeren weg naar Assus, waar wij Paulus aan boord zouden nemen, want zo had hij het ons opgedragen, omdat hijzelf te voet zou gaan. 14 En toen hij zich in Assus bij ons gevoegd had, namen wij hem aan boord en gingen naar Mitylene. 15 En daarvandaan voeren wij verder en kwamen de volgende dag ter hoogte van Chios, en de dag daarna legden wij aan in Samos en bleven in Trogyllion, en de daaropvolgende dag kwamen wij in Milete aan. 16 Want Paulus had zich voorgenomen Efeze voorbij te varen om geen tijd in Asia te hoeven doorbrengen, want hij haastte zich om, als het mogelijk voor hem was, op de Pinksterdag in Jeruzalem te zijn. (Handelingen 20:11-16)
De jongen viel uit het raam op de grond, dood. Paulus ziet dat er nog leven in hem is en brengt hem weer terug naar deze tegenwoordigheid. Daarna gaat hij gewoon weer naar boven om even wat te eten en te drinken. Waarschijnlijk realiseerde hij zich dat hij wel erg lang bezig was, maar na het eten wilde hij toch weer doorgaan, zelfs tot de volgende ochtend.
Paulus heeft zich nu ook op Jeruzalem gericht, gefocust op het volgende dat hem staat te wachten. In alles wat hij nu doet heeft te maken met die reis. Het lijkt wel een beetje op hoe Jezus zijn laatste reis naar Jeruzalem maakte. Niets kon hem er vanaf brengen, dit is wat hij wist dat hij moest doen. En bij Paulus is het nu hetzelfde en dat merken we ook in de manier waarop Lukas dit beschrijft.
Zo’n houding is niet normaal meer in onze christelijke tijd, we hebben geen standvastigheid of volharding meer. Onze religie hangt een beetje als een te grote jurk om ons heen, we kunnen elke kant op gaan. Daar waar onze emoties ons heen stuwen dat is waar ons geloof ons moet volgen. Wij bepalen de regels.
Het lijkt wel alsof we elke betrokkenheid van onze eigen wil hebben uitgebannen. We zien niet hoe wij zelf gedreven kunnen zijn voor het evangelie. Dan krijgen we al snel te horen dat we het in eigen kracht willen doen of dat we trots zijn. Waarom mogen wij ons niet inspannen voor het evangelie? Waarom mogen wij zelf niet een stapje meer zetten in het dienen van Jezus en het evangelie?
We kunnen Zijn vergeving niet verdienen, we kunnen niet werken voor genade, maar we kunnen wel degelijk onze liefde aan hem laten zien in de werken van geloof. En dat moeten we niet vergeten, het evangelie is meer dan gered worden van de eeuwige dood, het evangelie is een liefdesrelatie dat wij mogen beantwoorden. Wij zijn geen slaaf van onze wil, wij mogen uit eigen wil Hem liefhebben.