37 En toen zij dit hoorden, werden zij diep in het hart geraakt en zeiden tegen Petrus en de andere apostelen: Wat moeten wij doen, mannenbroeders? (Handelingen 2:37)
Wat een heerlijke vraag is dit. Het laat wanhoop zien, wanhoop dat voortkomt uit een verlangen dat God oprecht wil dienen en tegelijk weten dat wat men gedaan heeft niet goed is.
We zien dit vaker gebeuren in de bijbel, denk aan psalm 51 van David waarin hij zich realiseert dat hij een hele grote fout heeft gemaakt en zich wanhopig op Gods genade richt. En de vele keren dat het volk Israël inziet dat het zich van God had afgekeerd en zich in zak en as zich weer tot God keert.
En er moet minimaal 1 moment in ons leven zijn dat wij onszelf dit ook realiseren. Dat we even geen antwoorden meer hebben, maar alleen maar vragen. Vragen die alleen God kan beantwoorden. Vagen die voortkomen uit een oprecht verlangen dat we God willen dienen zoals Hij dat van ons verlangt.
Ze realiseren zich dat Petrus hier niet uit zijn nek staat te kletsen, dit zijn woorden van God. En die woorden betekenen dat ze hun leven moeten veranderen. Wanneer kwamen wij uit een kerkdienst en dat we ons realiseerden dat er echt wat moet veranderen, dat we thuis kwamen en gelijk naar onze kamer gingen om te bidden. Dit is niet hetzelfde als het kerkgebouw uitlopen tegen elkaar zeggen dat het zo’n goede preek was.
Dit zijn de momenten dat God gewoon Zijn werk kan doen in ons leven. De meeste momenten hebben wij onze antwoorden klaar en weten we precies wat we moeten doen, Gods inbreng in ons leven beperken we dan tot het minimum. Maar op dit moment staan we werkelijk met lege handen voor God, dan willen we echt Gods wil doen.