49 Johannes antwoordde en zei: Meester, wij hebben iemand gezien die in Uw Naam demonen uitdreef, en wij hebben het hem verboden, omdat hij U niet samen met ons volgt. 50 En Jezus zei tegen hem: Verbied het niet, want wie niet tegen ons is, die is voor ons. (Lukas 9:49-50)
Er zitten een aantal opmerkelijke punten in deze paar verzen. De eerste is dat er een vreemdeling is die in de naam van Jezus ook demonen uitwerpt. De discipelen kennen hem waarschijnlijk niet en wilde hem daarom stoppen, Jezus is het daar niet mee eens. Het was Johannes één van de drie die ook op de berg mocht zijn met Jezus tijdens verheerlijking die daar dus wat van zei. Maar ook zijn focus is nog niet puur gericht op het doen van de wil van de vader.
Er is dus iemand anders ook bezig met het uitwerpen van demonen in de naam van Jezus. In het Bijbelboek Handelingen is er ook zo’n voorbeeld van de 7 zonen van sceva die hetzelfde proberen in de naam van Jezus. Maar daar worden die 7 mannen op hun nummer gezet door de demonen omdat ze niet werkelijk Jezus wilden dienen, maar omdat ze gewoon demonen wilden uitwerpen. We kunnen dus eigenlijk aannemen dat deze man werkelijk het juiste wilde doen, hij wilde ook mensen bevrijden, hij had tenminste een zekere mate van geloof in de naam van Jezus.
Het wrange is dat de discipelen deze man wilden stoppen. Hij hoort niet bij hen, dus klopt het niet wat hij aan het doen is. Dit vers is in de context van de discipelen die aan het discussiëren zijn over wie de belangrijkste is onder hen. Lukas wil iets duidelijk maken. De focus die wij hebben moet niet gericht zijn op ons koninkrijkje bouwen. Bij koninkrijkje moeten we in onze tijd denken aan onze eigen denominatie, of onze eigen zendingsorganisatie, of onze eigen evangelisatie acties.
Johannes heeft nu een soort patriottisch gevoel ontwikkeld, het is het gevoel dat hij nu ergens bij hoort. Jezus heeft Zich ontpopt in Israël als een machtig geestelijk leider. Iedereen wordt de mond gesnoerd inclusief de religieuze leiders van Israël. En Johannes hoort bij deze Jezus. Dit is ook het gevaar van megakerken, mensen willen ergens bij horen, ze willen onderdeel zijn van succes. En vanuit deze motivatie wil Johannes die andere man de mond snoeren. Want hij hoort niet bij hen.
13 Het gebeurde, toen Jozua bij Jericho was, dat hij zijn ogen opsloeg en zag, en zie, er stond een Man voor hem met een getrokken zwaard in Zijn hand. Jozua ging naar Hem toe en zei tegen Hem: Hoort U bij ons of bij onze tegenstanders? 14 Hij zei: Nee, maar Ik ben de Bevelhebber van het leger van de HEERE. Nu ben Ik gekomen. Toen wierp Jozua zich met het gezicht ter aarde, boog zich neer en zei tegen Hem: Wat wil mijn Heere tot Zijn dienaar spreken? (Jozua 5:13-14)
Het is zo tekenend dat deze persoon die Jozua ontmoet niet zegt dat hij voor hem is of tegen hem. Deze man behoort tot het leger van God. Soms moeten we ons realiseren dat God de God is van de hele schepping en niet alleen van onze denominatie. Jezus is Heer en er is maar één kerk en dat is het lichaam van Christus. En in elke denominatie zijn er mensen die onderdeel zijn van dit lichaam en er zijn er ook die er niet bij horen. Want het gaat om het geloof dat wij hebben.
Het draait niet om onze patriottische organisaties of denominaties, het gaat om God alleen. Hoe fout de ander ook is in onze ogen, wij zijn God niet. Wij denken de waarheid te moeten bewaren, maar het is de Geest van de Waarheid die dat moet doen. Wij moeten geloven.
En zoals deze man die Jozua ontmoet bij het leger van God hoort, zo moeten wij ook bij God horen. Zo zijn wij ook onderdeel van Zijn Koninkrijk, van Zijn Lichaam. En al het andere dat zich wil profileren als iets bijzonders van God moet uitkijken dat het niet gaat om dat bijzondere, maar om God.