Verbondenheid

Romeinen 15

25 Maar nu reis ik naar Jeruzalem om de heiligen te dienen, 26 want de gemeenten van Macedonië en Achaje hebben het goedgevonden enige handreiking te doen aan de armen onder de heiligen in Jeruzalem. 27 Zij hebben het namelijk goedgevonden, en zij zijn het ook aan hen verplicht. Immers, als de heidenen aan hun geestelijke weldaden deel gekregen hebben, zijn zij ook verplicht hen met stoffelijke te dienen. (Romeinen 15:25-27)

Het lichaam van Christus is één lichaam. Wij zijn allemaal met Jezus en met elkaar verbonden. En zo voelt Paulus dat ook, de gelovigen in Rome liggen hem na aan het hart, maar net zo dichtbij zijn de gelovigen in Jeruzalem. En zij schijnen de hulp eerst nodig te hebben voordat Paulus naar Rome zal gaan.

Hoezeer voelen wij ons verbonden met dit lichaam van Christus? Elke keer als wij het avondmaal nuttigen erkennen we dat we onderdeel zijn van het lichaam van Christus, maar in hoeverre is dit werkelijkheid in ons leven? Hebben wij werkelijk het idee dat wij onderdeel zijn van iets groters dan ons persoonlijk geloof?

Alles kleurt oranje als het nationale voetbalelftal weer een wedstrijd wint, we voelen ons Nederlander als nooit te voren. Maar dat gevoel moet in veelvoud in ons leven aanwezig zijn voor het lichaam van Christus. Het gaat om zoveel meer dan een bal die in het net terecht komt, het gaat om onze liefde voor Jezus die terug zal komen op de wolken om te heersen over deze aarde. We zijn één lichaam met elkaar waar Jezus het hoofd is en zo moeten we met elkaar verbonden zijn.

In Jeruzalem waren er christenen, maar ze hadden het blijkbaar niet makkelijk. Misschien verstoten omdat ze werden gezien als afvallige joden. Maar Paulus ziet hen als de bron van het geloof in Jezus Christus dat de heidenen ook hebben ontvangen. En daarom is het niet meer dan een verplichting van de heidenen om te delen in hun materiële rijkdom met de mensen in het lichaam van Christus die het moeilijk hebben.

Laten we inzien dat we te ver zijn afgedwaald van onze roeping in Jezus. Niet de roeping om alles achter ons te laten en als zendeling naar de bushbush te verhuizen, maar de roeping om onderdeel te zijn van het lichaam van Christus. Om geestelijk in gebed te zijn en ook materieel verbonden te zijn met onze broeders en zusters. Dit is geen roep om geld te storten, dit is een roep om bewust te zijn van onze plek in het lichaam van Christus. De plek die God voor ons heeft voorbereid. Laten we die verantwoordelijkheid nemen, zoals Paulus die nam.

This entry was posted in 45 Romeinen. Bookmark the permalink.