11 Strek Uw goedertierenheid uit over wie U kennen,
en Uw gerechtigheid over de oprechten van hart.
12 Laat de voet van de hoogmoedigen niet over mij heen komen,
laat de hand van de goddelozen mij niet doen rondzwerven.
13 Daar zijn zij gevallen die onrecht bedrijven!
Zij zijn neergestoten en kunnen niet meer opstaan. (Psalm 36:11-13)
Als we naar het leven van Saulus kijken dan zien we niet echt een man die past bij de beschrijving die David hier geeft. Iemand die oprecht is van hart, iemand die God echt lijkt te kennen. En toch is het God die hem uitkoos. Later werd hij Paulus genoemd en was hij nog meer gedreven in wat hij deed, maar dan met een heel ander doel.
Het is een gevecht, een gevecht tussen de waarheid en de leugen, een gevecht tussen oprecht verlangen en het zoeken naar manieren om jezelf te profileren. En als wij overtuigd zijn van dit gevecht en overtuigd zijn van een God die wel degelijk keuzes maakt voor of tegen mensen, dan moet dat bepalen hoe wij wandelen. Dan moet er het verlangen zijn om God te dienen in alle oprechtheid.
En dat is precies wat er bij Saulus gebeurde, want ook al was hij nog zo hard aan het werk om Jezus tegen te werken, hij dacht dat hij God aan het dienen was. God zag een oprecht hart, een oprecht verlangen om God te kennen. En God heeft dat verlangen beantwoord en Paulus heeft laten zien dat hij niet te trots was om te erkennen dat hij fout zat.
God frustreert toch echt de werken van de goddelozen, hij komt op voor mensen die Hem kennen, mensen die verlangen naar rechtvaardigheid. En zo moeten wij ook sterk staan in ons vertrouwen op God. Hij is het die rechtvaardigheid brengt, die blijdschap geeft, verlang er naar. In Hem is het leven, in Hem is de kracht. Maak je geen zorgen over wat de wereld aan het doen is, wees geborgen in Hem.