1 Een psalm van David; toen hij zijn gezicht had vertrokken bij Abimelech, die hem verdreef, zodat hij ervandoor ging.
2 Ik zal de HEERE te allen tijde loven, aleph
Zijn lof zal voortdurend in mijn mond zijn.
3 Mijn ziel zal zich beroemen in de HEERE; beth
de zachtmoedigen zullen het horen en verblijd zijn. (Psalm 34:1-3)
De achtergrond van deze psalm gaat over een bijzondere situatie, een situatie waarin we een gezicht van David zien die we niet veel zien in de bijbel. Een gezicht waarin hij liegt, tegen een priester, om zo zijn hachje te redden. Hij vertrouwde niemand en wist dat Saul het op hem had gemunt, en die angst zorgde er voor dat Hij zelfs dienaren van God niet meer kon vertrouwen.
Met leugens kreeg hij brood en een wapen van Abimelech, maar blijkbaar was Abimelech ook niet comfortabel bij de gedachte dat David bij hem op bezoek was. Abimelech wilde hem ook weg hebben, zoals in deze psalm beschreven. Er klopte gewoon iets niet van het verhaal van David en daar wilde Abimelech geen onderdeel van zijn, waarschijnlijk uit angst voor Saul.
Ook Jezus haalt deze geschiedenis aan als de religieuze leiders hem confronteren met het gedrag van de discipelen op een sabbat. Hij gebruikt het om te laten zien dat God voor ons is, wat God doet doet Hij om ons te laten slagen in dit leven. De regels die God geeft zijn er niet om ons tot last te zijn en het leven zwaarder te maken maar om juist te verlossen van de leugens en de gevolgen van zonden.
Na deze gebeurtenis schrijft David deze psalm, het lijkt erop alsof hij toch even recht wil zetten dat hij op God moet blijven vertrouwen. Misschien had hij door dat hij de situatie naar zijn hand had gezet op een leugenachtige manier. En dat is vaak wat we moeten doen in gebed, toch even rechtzetten hoe we werkelijk in het leven willen staan. Niet met leugens en gedraai, maar met echt vertrouwen op God.
Daarom is het zo belangrijk om met God te blijven praten. Want het zijn die momenten dat we praten met God dat alles naar boven komt, dat we ons realiseren wat we fout doen. Dat we blijven verlangen naar Zijn hand in ons leven. En dat zien we hier in deze psalm gebeuren. Want hoe de situatie ook uit pakte, David wil altijd op God blijven hopen, God altijd alle lof geven voor Zijn leven. Niet roemen in zijn eigen vernuftige daden, maar blijven roemen in de Heere?