1 Een onderwijzing van David, voor de koorleider, bij snarenspel.
2 O God, neem mijn gebed ter ore,
verberg U niet voor mijn smeken,
3 sla acht op mij en verhoor mij.
Ik zwerf rond in mijn klagen en kreun,
4 vanwege het schreeuwen van de vijand,
vanwege de goddeloze die angst aanjaagt.
Want zij storten onrecht over mij uit,
in toorn haten zij mij. (Psalm 55:1-4)
Wij hebben voor allerlei problemen wel een oplossing. Een verzekering, een potje, een ziekenhuis en zo zijn er nog veel meer opties. En waarom doen we dat, zijn we zo bang voor wat ons kan overkomen. Het probleem met al deze “zekerheden” is dat we nooit ons geloof werkelijk kunnen beproeven.
Het gebed komt er altijd een beetje achteraan huppelen, eerst alle andere opties bekijken en dan zien we wel of we God nog nodig hebben. Maar als we ons even proberen te verplaatsen in de mensen die dat niet hebben, het moment dat er even geen eten in de pan zit, het moment dat er geen geld is om de kinderen naar school te sturen, het moment dat er bij ziekte geen ziekenhuis die wil helpen. Het is moeilijk om het ons voor te stellen, maar de machteloosheid is voor veel mensen wel reëel.
De machteloosheid moet echt worden in ons leven, de machteloosheid zodat er niets anders in ons leven is om op te vertrouwen dan God alleen. Dat is waar David in deze verzen zich bevind. En dat kunnen we niet begrijpen in ons luxe leventje waar er altijd een vangnet is voor alles en nog wat. Machteloos staan, alleen naar God kunnen gaan voor een uitkomst.
Dat is pas echt geloof hebben. We moeten leren geloven als David, dat God in onze machteloosheid ons te hulp komt. Dat we weten dat er geen andere weg is dan dat God IETS doet, het maakt niet uit wat. David heeft niets om zich aan op te trekken dan God alleen. Hoor mijn stem, hoor mijn smeken, ik heb U nodig, mijn God. Dat we mogen leren om dit te bidden.