20 Maar U, HEERE, blijf niet ver weg;
mijn sterkte, kom mij spoedig te hulp.
21 Red mijn ziel van het zwaard,
mijn eenzame ziel van het geweld van de hond.
22 Verlos mij uit de muil van de leeuw
en van de hoorns van de wilde ossen.
Ja, U hebt mij verhoord. (Psalm 22:20-22)
Jezus kende deze psalm maar al te goed, beter dan wie dan ook. En toen Jezus daar aan het kruis hing en de bekende woorden ‘Mijn God, Mijn God, waarom hebt U Mij verlaten?’ zei, had Hij het over deze psalm. Die enkele woorden hadden meer inhoud dan alle woorden door de geestelijke leiders gebruikt rond die tijd.
Toen Jezus die woorden uitsprak, wist Hij dat ook deze verzen onderdeel waren van deze psalm. Hij wist dat Hij een Vader had die altijd trouw zou blijven. Hij wist dat alles in de handen van de Vader was, Hij wist dat het niet de mensen om Hem heen waren die het laatste oordeel hadden. In al Zijn zwakte, in al Zijn eenzaamheid, waren die enkele woorden, woorden van geloof.
Spoedig zou Zijn hulp komen, want net als David weet Jezus dat de God van hemel en aarde nooit te lang op Zich laat wachten, Hij is altijd trouw gebleven aan Zijn beloften. Jezus hing daar omdat de Vader dat van Hem vroeg en de Vader zal dan ook altijd voor de bevrijding zorgen. Jezus voelde de eenzaamheid zoals geen enkel ander mens dat ooit op aarde heeft gevoeld en in die eenzaamheid was het deze psalm die Hem kracht gaf.
De psalm die lijkt te beginnen als een uitroep van ongeloof is in werkelijkheid een roep van verlangen naar Gods uitkomst. Het is geen ongeloof, het is een roep om een antwoord van de enige die David en Jezus hadden. Mogen wij dit begrijpen, al hebben we daar een rampspoed voor nodig. Zodat wij deze psalm echt mogen begrijpen.
Mijn God, Mijn God, waarom hebt U mij verlaten? Want U alleen bent mijn hoop, U alleen zal mij bevrijden. Ik mag dan verlaten voelen, U bent trouw, U bent mijn verlosser.