Oproep

1 Petrus 2

11 Geliefden, ik roep u op als bijwoners en vreemdelingen u te onthouden van de vleselijke begeerten, die strijd voeren tegen de ziel. 12 Houd uw levenswandel onder de heidenen goed; opdat zij die nu van u kwaadspreken als van kwaaddoeners, door de goede werken die zij in u waarnemen, God verheerlijken mogen op de dag dat er naar hen omgezien wordt. (1 Petrus 2:11-12)

Er is werk aan de winkel, een leven hier op aarde is geen makkelijk leven. Petrus roept ons op een bepaalde houding te hebben in dit leven. Een houding die afstand neemt van deze wereld, niet om arrogant te zijn, maar om een strijd te voeren tegen de vleselijke begeerten.

Voor een lange tijd hebben we als kerk geprobeerd om relevant te zijn in deze wereld. We wilden van het stigma af dat we onszelf boven anderen voelen staan. Maar in die strijd zijn we doorgeschoten en hebben we ons verzet tegen de oproep van Petrus. Want het klopt dat wij echt niet meer zijn dan anderen, maar onze verantwoordelijkheid is in de eerste plaats tegenover God. Hem hebben we lief boven alles.

En in die liefde verlangen wij er naar dat we vreemdelingen zijn hier op aarde. We verlangen naar het leven dat God voor ons heeft ver weg van de lusten die om ons heen over ons worden uitgegoten. En dat vraagt om een gevecht op leven en dood en zo moeten we dat ook aanpakken.

En dan moeten we ons realiseren dat als wij volharden in een leven vol van Gods goedheid dat mensen het zullen zien. Er zal echt wel een moment komen dat mensen door de gedachte van arrogantie heen prikken en zien dat we oprecht zijn in ons geloof. We willen helemaal niet meer zijn dan anderen, maar we willen wel God liefhebben en Zijn goedheid in ons laten werken.

Laten we deze oproep van Petrus serieus nemen. Er moet geen dag aan ons voorbij gaan waarin we niet bidden en bijbel lezen. We moeten weten dat er een gevecht gaande is over onze ziel, juist nu we christen zijn. Dit is een oproep om te leven tot eer en heerlijkheid van God en dat is uiteindelijk wat mensen zullen zien.

This entry was posted in 60 1 Petrus. Bookmark the permalink.