Te oud?

2 Timotheus 4

13 Breng, wanneer u komt, de reismantel mee die ik in Troas bij Karpus achtergelaten heb, en de boeken, vooral de perkamenten. 14 Alexander, de kopersmid, heeft mij veel kwaad aangedaan. Moge de Heere hem vergelden naar zijn werken. 15 Wees ook zelf voor hem op uw hoede, want hij is krachtig tegen onze woorden ingegaan. (2 Timotheus 4:13-15)

Dat we ouder worden betekent niet dat we geen toekomst meer hebben. Er hoeft geen bingoavond te worden georganiseerd om de oudjes dan maar bezig te houden terwijl de rest van de wereld gewoon doordraait. We hebben totdat we doodgaan een doel in ons leven en dat is leven tot eer van God in Zijn dienst.

Misschien was Paulus niet meer in de positie om op een zeepkistje te staan en het evangelie te prediken, maar hij kon wel doorgaan met schrijven. En nog steeds plukken wij daarvan de vruchten. En zo is er altijd wat te doen in het Koninkrijk van God. We gaan niet bij de pakken neerzetten en maar net doen alsof we onze tijd uitzitten. We moeten opstaan en zoeken naar een weg die God nog steeds met ons wil gaan.

Er zijn mensen die tot hun laatste adem doorgaan met bidden en verlangen naar de werken van God in hun gemeente. Ook al zullen ze zelf nooit de vruchten van hun gebed zien, het maakt het niet uit, ze zijn hier nog met een reden. Ook al is het verlangen sterk om bij God te zijn we moeten gewoon niet opgeven in goede werken.

Daarom zijn oudere mensen net zo belangrijk als jongere mensen in de gemeente. Misschien zijn ze niet de toekomst zoals wij dat zien, maar ze hebben wel de toekomst in hun gebed. En dat is net zo belangrijk als al die andere werken in de gemeente, zo niet belangrijker. Laten we niet opgeven, laten ze niet behandelen als een last voor de dominee, ze net zoveel onderdeel van het lichaam als dat de jongeren dat zijn.

This entry was posted in 55 2 Timotheus. Bookmark the permalink.