34 En Petrus opende zijn mond en zei: Ik zie nu in waarheid in dat God niet iemand om de persoon aanneemt; 35 maar in ieder volk is degene die Hem vreest en gerechtigheid doet, Hem welgevallig. (Handelingen 10:34-35)
En nu begint Petrus het te begrijpen, God kijkt niet naar huidskleur, geslacht, nationaliteit, zelfs niet denominatie, God kijkt naar het hart. De vraag is wie hier de grootste lering ontvangt, Cornelius of Petrus? Petrus leert namelijk een gedeelte van Gods hart kennen dat maar weinig mensen begrijpen.
We hebben allemaal zo ons beeld van God, dit beeld is vaak gevormd naar aanleiding van onze ervaringen met de kerk en met onze ouders. En dit beeld bepaalt hoe wij wandelen met God. Als we God zien als iemand die het te druk heeft voor ons zullen we niet veel tijd nemen om te bidden, laat staan dat we oprecht Hem vragen om onze verlangens te beantwoorden.
Petrus had er geen behoefte aan om het evangelie naar de heidenen te brengen. Hij had niet door dat God een groter hart heeft dan alleen het volk Israel. Maar God is op zoek naar mensen (Zijn schepselen) die oprecht naar Hem zoeken.
Wij doen vaak hetzelfde als wat Petrus eerst deed, exclusiviteit. We voelen ons verbonden met een bepaalde stroming en hebben het idee dat het daarom wel goed komt. We hebben het idee dat God met veel plezier naar onze stromingen kijkt en kunnen de gedachte niet weerstaan dat Hij wel trots op ons moet zijn omdat we er bij horen. De katholieken doen het, jehova getuigen, maar ook wij of we nu protestants zijn of evangelisch. Maar die exclusiviteit betekent helemaal niets voor God en dat heeft Petrus hier nu door.
Petrus ziet nu dat God een hart heeft dat kijkt naar ons hart. Het woord welgevallig betekent dat wij Gods hart kunnen doen smelten als we oprecht zoeken naar een leven dat Hem vreest. Hebben wij God zo leren kennen? Dit heeft niets met manipulatie te maken, dit is een liefdesrelatie hebben met de Vader. Een relatie waarin we Zijn hart kunnen aanraken met oprechte liefde voor Hem.