59 En zij stenigden Stefanus, terwijl deze Jezus aanriep en zei: Heere Jezus, ontvang mijn geest. 60 En terwijl hij op de knieën viel, riep hij met luide stem: Heere, reken hun deze zonde niet toe! En toen hij dat gezegd had, ontsliep hij. (Handelingen 7:59-60)
En er zal ook niemand zijn die zal worden veroordeeld voor wat ze Stefanus hier hebben aangedaan. Niemand zal voor de troon van God staan en God zal het hen aanrekenen dat ze Stefanus hebben gestenigd. Net zoals Jezus bad Stefanus ook dat God het deze mensen niet zou aanrekenen voor wat ze hem aandoen. En God hoort dat gebed.
Wij tillen misschien niet zo zwaar aan deze woorden van Stefanus, het is in onze ogen meer een poging tot iets wat we niet begrijpen of maar een formaliteit. Maar het gebed van Stefanus is echt en het is geestelijk. God tilt heel zwaar aan zo’n gebed, vooral omdat het hart achter dit gebed hetzelfde hart is als dat Hij heeft. Want hierdoor kunnen we weten dat Stefanus werkelijk van deze mensen houdt, hij wil niet dat zijn sterven in de weg zal staan voor de zaligmaking van deze mensen.
Wij leven in een maatschappij waar we graag moord en brand schreeuwen over in onze ogen onrechtvaardige gebeurtenissen. Als nabestaanden willen we gerechtigheid voor het verlies van ons kind door een medische fout. En zo kunnen we nog een hoop andere voorbeelden geven en de overheid heeft natuurlijk het zwaard niet voor niets gekregen. Maar er is een leven in de Heilige Geest waarin we de werkelijkheid vanuit een ander oogpunt leren zien.
Waar zijn we mee bezig als we weer geïrriteerd zijn doordat de buurman de auto op de verkeerde plek heeft gezet? Stefanus heeft een preek afgestoken omdat hij zo graag wilde dat ze hetzelfde zien als dat hij zag. Stefanus wil niet dat ze veroordeeld worden voor wat ze hem nu aandoen. Dat is onze naaste lief hebben.
Het is geen klein gebed, het is een gebed dat er alles aan wil doen dat God ook voor dit voorval genade zal tonen aan deze mensen. Hoe woest ze ook zijn, hoeveel ze het ook verdienen dat ze worden veroordeeld, geef ze nog de kans. Laten wij zo ook onze naaste liefhebben.