De mond temmen

Jakobus 3

5 Zo is ook de tong een klein lichaamsdeel, en roemt toch van grote dingen. Zie eens hoe een klein vuur een grote hoop hout aansteekt. 6 Ook de tong is een vuur, een wereld van ongerechtigheid. Zo staat het met de tong onder onze lichaamsdelen. Ze bevlekt het hele lichaam, en zet onze levensloop vanaf het begin in vlam, en ze wordt zelf door de hel in vlam gezet. 7 Want elke natuur, zowel van wilde dieren en vogels als van kruipende dieren en zeedieren, wordt getemd en is getemd door de menselijke natuur. 8 Maar de tong kan geen mens temmen. Ze is een niet te bedwingen kwaad, vol dodelijk vergif. (Jakobus 3:5-8)

Als we een kind met een scherp mes zien, dan nemen we dat mes weg. Want het kind kan zich er aan snijden. We zijn daar heel serieus in, hoe graag het kind het mes ook wil hebben het is te gevaarlijk in zijn/haar handen.

Zo moeten we onze mond zien in ons leven. Het is als een scherp mes in de handen van een kind. Al de voorbeelden die Jakobus geeft over de mond zijn waarschuwingen van een klein wapen met veel te groot effect. We moeten ons realiseren dat het meeste dat we met onze mond doen niet strookt met Gods verlangen.

Met onze mond spreken we vloeken uit, misschien ervaren we dat niet zo, maar als we slecht praten over iemand is dat een vloek. Met onze mond maken we kapot; mensen, ideeën, sferen etc.

Vaak realiseren we ons niet eens wat er allemaal uit onze mond komt en wat het effect is op onze omgeving. De pijn die het veroorzaakt, maar ook het ongeloof dat we er mee verspreiden. Dat laatste is net zo belangrijk als het eerste. Als wij klagen over onze omstandigheden, als wij meepraten met uitzichtloze situaties, spreken wij ongeloof uit. Dan spreken wij niet Gods woord, maar het onmogelijke woord.

We moeten onze mond beschouwen als onze vijand. We moeten het bewust temmen in ons leven. Denk voordat we praten. Meer met gesloten betrokken zijn bij mensen in alle omstandigheden. Het lukt ons wel om dieren te temmen, nu is het de beurt aan onze mond. We temmen dieren zodat ze het slechte vergeten en het goed doen. Zo moeten wij onze mond temmen, zodat het alleen het goede zal voortbrengen.

This entry was posted in 59 Jakobus. Bookmark the permalink.