10 Ik ben verstomd,
ik zal mijn mond niet opendoen,
want Ú hebt het gedaan.
11 Neem Uw plaag van mij weg;
ik ben bezweken door de bestrijding van Uw hand.
12 Bestraft U iemand met straffen om zijn ongerechtigheid,
dan doet U zijn aantrekkelijkheid als een mot teniet.
Ja, ieder mens is een zucht. Sela (Psalm 39:10-12)
Zou God vandaag de dag dat nog steeds doen, boos worden op onze zonden. Als we de meer traditionele kerken mogen geloven dan is dat nog steeds zo en moeten we bang worden als we iets fout doen. Als we de meer charismatische kerken moeten geloven dan is alles bedekt met de mantel der liefde, het maakt niet uit hoe groot onze zonden zijn.
Zou het dan de gulden middenweg zijn? Ook dat klopt niet in de context van deze verzen. Er zijn een aantal vastigheden waar we ons aan vast moeten houden. God haat zonden. God is genadig. God is voor ons en niet tegen ons. Deze vastigheden moeten we gebruiken om dichter bij God te komen.
Wat we van het leven van David moeten begrijpen is dat hij heel dicht bij de Heere leefde. De aanwezigheid van God was altijd op zijn leven en door die zalving op zijn leven was hij anders, maakte hij keuzes die geestelijk waren. Daarom zit zijn leven vol van geestelijke hoogte punten waarin hij niet de normale weg bewandelde.
Wat gebeurt er met zo iemand als hij dan toch een zonde begaat? Want God haat nog steeds de zonde. Iemand die zo dicht bij God leeft voelt de verwijdering op het moment dat er een zonde tussen God en hen in komt te staan. En hoe dichterbij God men leeft, hoe sterker de pijn, zelfs lichamelijk.
En dat is wat we moeten lezen in deze verzen, een David die de aanwezigheid van God mist. Hij voelt zich helemaal leeg zonder God, hij is dan slechts een mot, een zucht die voor de rest niets waard is. Jezus is het leven en als we dat leven hebben ervaren dan zullen wij deze verzen ook gaan begrijpen. Dan willen we niet meer zonder dat leven zijn.