10 Heere, al mijn verlangen ligt voor U open,
mijn zuchten is voor U niet verborgen.
11 Mijn hart gaat tekeer, mijn kracht laat mij in de steek;
ook het licht in mijn ogen, alsof ik geen ogen heb. (Psalm 38:10-11)
We weten uit de voorgaande verzen dat David zich niet goed voelt vanwege zijn zonden. Hij heeft wat fout gedaan en daar voelt hij zich heel slecht over. En alhoewel er vele gereformeerde christenen zijn die zich in deze woorden kunnen vinden is de echte vraag of het hart van David ook in ons is? Want we kunnen met onze mond wel belijden dat we zo slecht zijn maar als we vrolijk de volgende dag weer verder gaan klopt het niet.
Kunnen wij met een oprecht hart deze verzen bidden? Kunnen wij met een oprecht hart tegen God zeggen dat ons verlangen voor Hem open liggen? Want David heeft het hier niet over verkeerde verlangens, verkeerde verlangens waar wij onze mond zo vol van hebben. David heeft het hier over het diepe verlangen om in reinheid te wandelen met Hem.
Is dat jouw verlangen? Laat je alles vallen totdat je er zeker van bent dat je dicht bij God wandelt? Mijn hart gaat tekeer, mijn kracht laat mij in de steek. Het is een leven van iemand die oprecht verlangt naar een rein leven, een leven dicht bij de Vader. Stop nu met het vrome gedoe waarin we net doen alsof we van onszelf vinden dat we slecht zijn, dat is niet het christelijke leven dat Jezus voor ogen had.
David begreep het en wil daarom een open boek zijn voor God. En wij hebben dezelfde keuze in ons leven om een open boek te zijn voor God. We houden Hem niet voor de gek met onze vrome praat over hoe zondig we zijn. Want als die woorden niet overeenkomen met hoe wij ons echt voelen ziet God dat.
Laat God echt weten hoe jij je voelt en laat het verlangen groeien om jouw hele leven voor God neer te leggen. Wees bereid om Gods verlangen toe te laten en jouw verlangens weg te laten. Het doet pijn, maar de vruchten zijn mooier en zoeter dan wat wij ook in dit leven kunnen ervaren.