7 U brengt de leugenaars om.
Van de man van bloed en bedrog
heeft de HEERE een afschuw.
8 Ik echter zal door Uw grote goedertierenheid
Uw huis binnengaan,
mij buigen naar Uw heilig paleis
in vreze voor U. (Psalm 5:7-8)
Ook al komt het woord geloof niet voor in deze twee verzen, toch is dat het centrale thema in deze verzen. Want het lijkt er misschien op dat David zichzelf rechtvaardigt tegenover de goddelozen, alsof hij een stuk beter is dan al die andere mensen. Maar dat is niet zo, het gaat niet om hem, dat hij het meer verdiend dat God in Zijn goedertierenheid David wel beschermt.
Als we de psalmen goed lezen dan is het verschil tussen de goddelozen en David dat David zijn vertrouwen op God heeft. En dat is nu precies wat geloof is, vertrouwen op en verlangen naar alles wat in God is. Er op vertrouwen dat God het verlangen van David vervult. En als we deze verzen goed lezen dan zien we wat het verlangen van David is.
David heeft het niet over een veilige thuiskomst of een beter leven dan de goddelozen. David heeft het over het binnengaan van de tempel, dat is zijn verlangen. Zijn hoop is op Gods goedertierenheid zodat hij weer in de tempel mag zijn, buigen voor de troon van God. Dat is geloof, een verlangen naar wat in God is.
En dat is ook het verschil, de goddelozen willen niets met God te maken hebben en zullen daar een gepast antwoord op krijgen van hun Schepper. Zij die geloven hebben een verlangen naar God, een verlangen naar wat in Hem is. Zij verlangen naar Zijn aanwezigheid, zij verlangen er naar om voor Zijn troon te komen. En God zal dat verlangen beantwoorden.
En daarom is de kern van deze verzen geloof. Als wij ook dit geloof hebben dan is er hetzelfde verlangen in ons leven. En God zal dat beantwoorden in Zijn goedheid en liefde. Niet omdat wij zoveel beter zijn, maar omdat er een verlangen is naar God. En dat is precies wat er niet goed is in de goddelozen, zij hebben niet het verlangen naar Gods goedertierenheid.