32 Petrus en zij die bij hem waren, waren bevangen door slaap. Toen ze wakker geworden waren, zagen zij Zijn heerlijkheid en de twee mannen die bij Hem stonden. 33 En het gebeurde, toen zij bij Hem vandaan zouden gaan, dat Petrus tegen Jezus zei: Meester, het is goed dat wij hier zijn. Laten wij drie tenten maken, voor U een, voor Mozes een en voor Elia een; hij wist echter niet wat hij zei. (Lukas 9:32-33)
We vullen ons leven met zoveel leegte. We vullen ons leven met entertainment, met zingeving of andere manieren van tijdverdrijf. We willen iets bereiken, we willen onszelf kunnen bewijzen of profileren, maar elke keer als er iemand in de bijbel Gods heerlijkheid ziet valt al het andere daarbij in het niets. Daar moeten we van leren, het moet ons helpen om alles in perspectief te zetten.
Petrus wist niet wat hij zei, met andere woorden, hij was helemaal van de kaart. Hij kon niet meer logisch nadenken, deze heerlijkheid die hij zag in Jezus en alles daarom heen, het was even te veel om te kunnen bevatten. Vandaar dat hij deze onzin uitspraak, maar het gaf wel aan wat een verlangen hij had. Deze aanwezigheid, deze heerlijkheid is verslavend, we willen het nooit meer kwijt. Hierin wil Petrus blijven, dit wil hij altijd ervaren.
Waarschijnlijk was dit een nachtelijk gebed van Jezus. De discipelen lagen te slapen, ze waren erg moe. Maar deze heerlijkheid maakt hen toch wakker. Deze realiteit is voor ons zo ver weg, we horen nauwelijks over mensen die deze ervaring hebben. Het zal niet snel een onderwerp zijn tijdens de Bijbelkring. We willen God hier niet mee lastig vallen. Het is iets dat Hij wilde doen in die tijd, maar niet nu.
Helaas baseren wij dit op ervaring en niet op het verlangen van God. In de tijd van Mozes deed God het, in de tijd van de profeten, in de tijd van Jezus en in de tijd er na heeft God altijd verlangt om Zich zo te openbaren. Waarom zou Zijn verlangen nu niet zo zijn, dat wij mogen proeven aan Zijn heerlijkheid, aan Zijn heiligheid. Maar het vraagt wat van ons, het vraagt van ons dat wij onszelf verloochenen, dat wij Jezus voor de honderd procent willen volgen.
En zoals in de vorige al beschreven, het gaat er niet om dit als doel te hebben. Het gaat er niet om dat dit de bron wordt voor ons geloof. Maar het moet wel een bewustzijn worden in ons leven dat als wij werkelijk naar God toe gaan, Hij naar ons toe komt. Dat ons geloof niet een wandel is met een onzichtbare God, maar een wandel is met een God die Zich openbaart.