6 Want U, o God, hebt mijn geloften gehoord;
U hebt mij de erfenis gegeven van wie Uw Naam vrezen.
7 U zult dagen toevoegen aan de dagen van de koning,
zijn jaren duren voort als van generatie op generatie. (Psalm 61:6-7)
Op de een of andere manier is onze rol in het geestelijk leven compleet uitgespeeld. We hebben onszelf wijs gemaakt dat we mogen wachten tot het hiernamaals voordat we Gods heerlijkheid ook maar een stukje mogen zien. Welke christen is vandaag de dag nog echt getuige van Gods almacht in zijn/haar leven?
Als reformatorische christenen hebben we onszelf passief gemaakt. We doen toch niets goeds, dan kunnen we maar beter helemaal niets doen. Als charismatische christenen werken we zoveel met emoties dat er heel wat gebeurd dat goed geacteerd is door ons. Waar is de echte almacht van?
Misschien komt het omdat we God eigenlijk niet meer zo serieus. David heeft geloften gedaan, hij heeft God wat beloofd en wil zich daar aan houden. En daarin gelooft hij dat God daarin zal antwoorden. En dat moeten wij leren geloven. Want het is niet omdat David zo goed is, maar omdat hij bereidt is om een serieuze relatie met God aan te gaan.
En in een serieuze relatie nemen wij ook verantwoordelijkheid. Wij zoeken naar het koninkrijk van God, wij verlangen naar Zijn schoonheid en heerlijkheid. Wij nemen de beslissing om ons leven te vullen met een geestelijk leven waarin voor de troon van God komen. In gebed, in verlangen en in werken. Dit is niet om onze zaligheid te verdienen, maar om te wandelen met de God van hemel en aarde. Omdat we echt Zijn heerlijkheid willen zien.