6 Toch hebt U hem weinig minder gemaakt dan de engelen
en hem met eer en glorie gekroond. (Psalm 8:6)
Dit vers kunnen we niet lezen zonder de voorgaande verzen. Want eerst heeft David zich afgevraagd wie of wat wij eigenlijk zijn dat God ook maar aan ons denkt? In de vorige overdenking hebben we kunnen zien dat onze positie helemaal niet zo groots is, dat we een minuscuul schakeltje zijn in deze majesteitelijke schepping.
En vanuit die positie moeten we erkennen dat we niet begrijpen dat God aandacht aan ons besteed. Sterker nog, we kunnen niet begrijpen dat Hij zoveel potentie in ons ziet dat Hij ons een weinig minder dan de engelen heeft gemaakt.
De grootsheid waanzin die vandaag de dag in de wereld heerst heeft dus helemaal niet zo’n slechte bron. Want God heeft wel degelijk een bijzondere taak voor ons, Hij ziet wel degelijke de potentie waarin wij geschapen zijn. Maar als wij vergeten waar wij vandaan komen dan zijn wij net als de duivel die zichzelf wil verhogen boven God. En dat is het grote gevaar voor ons mensen.
Wij moeten ons blijven realiseren waar we vandaan komen, we moeten ons blijven realiseren dat het Gods keuze was om ons te kronen met eer en glorie. We moeten ons blijven realiseren dat we slechts stof zijn. Het is God die ons onze positie geeft, het is God die potentie in ons legt. En dat moeten we nooit en te nimmer vergeten. In God hebben wij onze kracht, in God hebben wij ons leven.
Alles dat buiten God omgaat is als de duivel die zichzelf wil verhogen en zichzelf wil zetten op de troon van God. Daarom moeten we blijven kijken naar de sterren en erkennen dat we niet begrijpen dat God naar ons omkijkt. Maar het is Zijn genade en Zijn liefde voor ons waardoor wij gekroond worden met eer en glorie. Dank U Vader voor Uw liefde en genade, dank U voor de potentie die u in ons ziet.