4 Ja, mijn ziel is zeer door schrik overmand.
En U, HEERE, hoelang nog?
5 Keer terug, HEERE, red mijn ziel,
verlos mij, omwille van Uw goedertierenheid.
6 Want in de dood is er geen gedachtenis aan U,
wie zal U loven in het graf? (Psalm 6:4-6)
Dit is echt een psalm van de grote koning David, de koning die zo sterk in Zijn geloof stond. En toch is hier zijn ziel door schrik overmand. En dat kan klinken als een blijk van ongeloof, alsof hij zijn geloof is verloren. Hij is zo wanhopig dat hij geen uitweg meer ziet.
En dat mag als ongeloof klinken, toch is dat niet zo. Want als we de context van deze psalm leren begrijpen dan gaat het over de zonden die hij heeft gedaan. Hij is er van overtuigd dat hij iets fout heeft gedaan en hij is er van overtuigd dat hij daardoor in de problemen is geraakt met God. En daarom weet hij het even niet meer, daarom voelt hij zich verlaten.
En dat moet de worsteling zijn van elke persoon hier op aarde. De verlatenheid van God, weten dat we niet bij God kunnen komen door onze zonden. Deze worsteling van David moet levensecht worden in ons leven, het moet ons naar het kruis brengen. Elke andere weg naar het kruis is niet de juiste weg, een ieder die niet weet dat hij verloren is in zonden zal nooit het kruis werkelijk als redding kunnen accepteren.
Natuurlijk hoeven we niet met een somber gezicht in de kerk te zitten, natuurlijk hoeven we niet in het zwart gekleed gaan. Maar er moet wel degelijk een moment komen in ons leven waarin we erkennen dat er niets goeds in ons is. Dat we God echt nodig hebben, dat we zonder Zijn genade geen enkele hoop hebben in ons leven. Dat we net zo verloren zijn als de beschrijving die David hier geeft.
Vers 6 klinkt eigenlijk wel grappig, David laat God weten dat hij nog steeds God wil prijzen, maar als hij dood is kan dat niet meer. Het is een roep van wanhoop, hij verlangt naar Gods genade, Gods verlossing. En zo moeten wij ook verlangen naar het kruis in ons leven, het kruis van verlossing.