1 Leg dan af alle slechtheid, alle bedrog, huichelarij, afgunst en alle kwaadsprekerij. 2 En verlang vurig, als pasgeboren kinderen, naar de zuivere melk van het Woord, opdat u daardoor mag opgroeien, 3 indien u tenminste geproefd hebt dat de Heere goedertieren is, (1 Petrus 2:1-3)
Vers 1 spreekt voor zich, alhoewel er menig christen is die zich er niet in kan vinden. Maar het staat er gewoon duidelijk, we moeten het van ons afleggen, het moet niet aan ons blijven kleven. Een ander opmerkelijk punt is dat Petrus het niet over diefstal of overspel heeft, hij heeft het over liegen en afgunst, zogezegd alledaagse zonden. Ook daar moeten we aan werken als christenen.
En dan komt de volgende stap, weer zijn als kinderen hongerig voor het goede, hongerig voor dat dat ons laat groeien in ons geestelijk leven. Petrus voegt er iets opmerkelijks aan toe, indien we hebben geproefd van de goedertierenheid van de Heere.
De grote vraag is hoe we dat doen, vooral als we er op tegen zijn dat het geloof ook maar iets met gevoel te maken heeft. Maar we moeten onszelf gewoon realiseren dat we niet zonder ervaringen in het geloof kunnen. Ervaringen kunnen wel degelijk een positief effect hebben op ons geloof. En dat weet Petrus ook, zo gauw Gods goedheid hebben ervaren moet er een verlangen komen naar meer.
De ‘goedheid’ in deze wereld staat in schril contrast met de goedheid van God. Als we Zijn goedertierenheid hebben ervaren dan willen we niet meer terug, dan willen we alleen nog maar meer. Zijn liefde is zo sterk, zijn vrede is zo rustgevend en ga zo maar door. Geloof is geen ervaring, maar door geloof kunnen we wel Zijn goedheid ervaren.
Als we nu eens kinderen zouden kunnen zijn, even geen grote mond over het geloof maar hongerig naar Zijn waarheid. Dan zou ons geloof veranderen. Dan zijn we niet meer bezig met het goede van deze wereld, ook al zal God ook daarin willen voorzien. We zullen dan bezig zijn met de goedheid in de waarheid die Hij ons wil openbaren. Heb jij honger?