6 Hij heeft Zich gegeven als een losprijs voor allen. Dit is het getuigenis op de door God bestemde tijd. 7 Daartoe ben ik aangesteld als prediker en apostel ( ik zeg de waarheid in Christus, ik lieg niet), als een leraar van de heidenen in geloof en waarheid. 8 Ik wil dan dat de mannen op alle plaatsen bidden met opheffing van heilige handen, zonder toorn en meningsverschil. (1 Timotheus 2:6-8)
Zoals in enkele overdenkingen terug moeten we bij de aanstelling van Paulus als prediker en apostel niet denken aan een titel die hij heeft ontvangen van God. Paulus heeft een opdracht gekregen om het werk van een prediker en apostel te doen. Elke andere interpretatie van deze verzen maakt het alleen maar onnodig ingewikkeld.
Paulus voelt zich geroepen om te werken en niet om te voldoen aan een bepaalde vacature-eis van een gemeente. En als wij dit nu ook op deze manier gaan zien dan hebben we heel wat meer mensen die aan het werk zijn in de gemeente. Dan hebben we tientallen leraren, tientallen dominees en predikers in 1 gemeente. Dan gaat het niet meer om 1 bepaalde persoon die een betaalde baan heeft, maar om de roeping van God om de gemeente op te bouwen.
En vanuit die roeping is Paulus bezig, niet met de titel apostel, maar het evangelie dat het Koninkrijk van God verkondigt. Het evangelie dat de gemeente opbouwt en 1 maakt. De bewoording in vers 8 is zo krachtig, Paulus verlangt er naar dat we als gemeente onze handen opheffen naar boven. Want als we met z’n allen op God gericht zijn dan hoeven we niet om ons heen te kijken en te zoeken naar de negativiteit in andere mensen.
Het is heel simpel, het doel van elk gemeentelid moet zijn dat we met z’n allen God loven en prijzen. Vergeet even dat wij nooit onze handen opsteken tijdens een psalm, vergeet even dat mensen naar ons kijken. Hef je handen op naar omhoog en verheerlijk God met je woorden en je leven. Want dan vergeten we onze irritaties en dogma’s, dan is het God die alle aandacht krijgt.
De gemeente is geen plek waar we gaan discussiëren, de gemeente is een plek waar we onze handen opheffen omdat we een God dienen die het waard is om alle lof en eer te ontvangen. En als we dat met z’n allen doen, doen we wat God van ons verlangt. Dan hebben we allemaal een plek in de gemeente waarin we elkaar opbouwen en helpen om op God gericht te blijven.