Onuitsprekelijk gebed

Romeinen 8

26 En evenzo komt ook de Geest onze zwakheden te hulp, want wij weten niet wat wij bidden zullen zoals het behoort. De Geest Zelf echter pleit voor ons met onuitsprekelijke verzuchtingen. 27 En Hij Die de harten doorzoekt, weet wat het denken van de Geest is, omdat Hij naar de wil van God voor de heiligen pleit. 28 En wij weten dat voor hen die God liefhebben, alle dingen meewerken ten goede, voor hen namelijk die overeenkomstig Zijn voornemen geroepen zijn. (Romeinen 8:26-28)

In de voorgaande verzen laat Paulus zien dat de hoop die we hebben in de toekomst met God ons kracht geeft in het lijden. Ons wachten is onze kracht, onze hoop in wat God gaat doen in de toekomst van ons mensen is wat ons het lijden in deze tijd helpt te dragen.

Maar nu voegt Paulus daar iets aan toe. Het is niet alleen deze hoop maar we krijgen nog meer hulp. De Heilige Geest komt ons in onze zwakheden te hulp. De momenten dat we opgeven en het niet meer zien zitten en we even helemaal niet meer weten waar we om moeten vragen, is het de Heilige Geest die ons de kracht geeft.

Vaker komt deze zinsnede in de overdenkingen voor. De Heilige Geest die ons kracht geeft. Maar de vraag is of we weten wat we ons daar bij moeten voorstellen. In deze context is het de Heilige Geest die zich tot de Vader richt voor ons. De Heilige Geest is de ultieme link tussen God en ons.

Wij weten soms niet meer wat we moeten bidden, we kunnen alleen maar zuchten in de tijd van nood en lijden. We kunnen niets anders dan schreeuwen en onze emotie van verlangens laten zien. Maar wat we in die situaties kunnen bidden weten we niet. Het is de Heilige Geest dan die voor ons voorbeden doet. Want de Heilige Geest weet precies hoe wij ons voelen omdat Hij in ons woont. En de Heilige Geest weet precies wat er in God omgaat en weet dus precies welk gebed het juiste is voor die situatie.

Gebeden hoeven niet altijd mooie woorden te zijn of grammaticale juiste zinnen. Gebeden zijn de momenten dat wij ons tot God richten in de Heilige Geest. We richten ons op God niet met onze eigen redenatie, maar we richten ons tot God in tranen en roepen om hulp.

15 Toen ging Nathan naar zijn huis. En de HEERE trof het kind dat de vrouw van Uria David gebaard had, zodat het ongeneeslijk ziek werd. 16 David zocht God voor het jongetje; David vastte streng en toen hij naar binnen ging om te overnachten, ging hij op de grond liggen. 17 Toen stonden de oudsten van zijn huis op en kwamen bij hem om hem van de grond te doen opstaan; hij wilde echter niet, en at geen brood met hen. (2 Samuel 12:15-17)

Het wordt tijd dat we uit onze normale gebedsroutine stappen en tijd inruimen in ons leven waarin we ons gewoon voor God werpen zoals David dat deed. Verlangend naar Gods interventie in ons leven en in het leven van de mensen om ons heen. Het hoeven geen hele zinnen te zijn, het kunnen zuchten van verlangen zijn die de Heilige Geest perfect zal vertalen naar de Vader.

This entry was posted in 10 2 Samuel, 45 Romeinen. Bookmark the permalink.