1 Daarom bent u niet te verontschuldigen, o mens, wie u ook bent die anderen oordeelt, want waarin u de ander oordeelt, veroordeelt u uzelf. U immers die anderen oordeelt, doet dezelfde dingen. 2 En wij weten dat het oordeel van God in overeenstemming met de waarheid is over hen die zulke dingen doen. 3 En u, o mens, die hen oordeelt die zulke dingen doen, en ze zelf ook doet, denkt u dat u aan het oordeel van God zult ontkomen? (Romeinen 2:1-3)
De reden voor het zwarte verhaal in hoofdstuk 1 was voor Paulus absoluut niet om met de vinger te wijzen naar de wereld. Paulus is geen moraalridder die ons wel even verteld wat we allemaal goed en fout doen. En dat is zeker ook niet de taak van een christen.
Wat Paulus wel heeft gedaan is Gods heerlijkheid openbaren. Gods evangelie van liefde en rechtvaardigheid, die ook tot uiting komt in toorn. En die toorn komt tot uiting in dat Hij de wereld aan hun lot overlaat in hun zonden. Verlangend dat ze eens zullen erkennen dat er maar één boom des levens is waar we van kunnen eten. Er is maar één bron des levens waaruit we rechtvaardig kunnen leven.
God zal uiteindelijk oordelen, Hij zal onze daden wegen en belonen. Het is niet aan ons om dat te doen. Want op het moment dat wij gaan oordelen zullen wij zelf ook onder dat oordeel vallen. Wij kunnen geen standaard zetten die alleen geldt voor anderen. Maar elk mens bevindt zich in dezelfde situatie, elk mens is gelijk en zal gelijk worden geoordeeld door God.
Het enige wat wij hoeven te doen is elkaar te helpen en te wijzen op het evangelie, te wijzen op de verlangens van God. Paulus heeft in hoofdstuk 1 niet geprobeerd om een groep mensen weg te zetten als zondaars, Paulus heeft de situatie uitgelegd waarin wij leven. En daar mogen wij onszelf aan toetsen.
Laten we ons realiseren dat wij als christenen gelijk staan aan elk ander mens op deze aarde. Het evangelie verkondigen is niet een oordeel vellen over het leven van mensen. Het evangelie is mensen voor God brengen en hun leven laten toetsen aan Zijn heerlijkheid.