1 En hierna trok Jezus rond in Galilea, want Hij wilde niet in Judea rondtrekken, omdat de Joden Hem probeerden te doden. 2 En het feest van de Joden, het Loofhuttenfeest, was aanstaande. 3 Zijn broers dan zeiden tegen Hem: Vertrek vanhier en ga weg naar Judea, zodat ook Uw discipelen de werken die U doet kunnen zien. 4 Want niemand doet iets in het verborgene, en streeft er tegelijk zelf naar dat men openlijk over hem spreekt. Als U deze dingen doet, maak Uzelf dan openbaar aan de wereld. 5 Want ook Zijn broers geloofden niet in Hem. (Johannes 7:1-5)
Een veelvoorkomende methode onder christenen om maar niet geconfronteerd te worden met de werkelijkheid van het evangelie, is de methode die de broers van Jezus hier toepassen. De meesten van ons worden geconfronteerd met de werkelijkheid van het evangelie door andere mensen die er wel in leven. Het is confronterend om te moeten erkennen dat andere mensen wel de werkelijkheid toepassen in hun leven. ‘Zit ik dan fout?’ is de vraag die we onszelf dan stellen.
Nadat Jezus zo duidelijk is geweest naar de joden over Zijn komst hier op aarde, moeten Zijn broers zich erg ongemakkelijk voelen. Er is geen grijs gebied met Jezus, waar we kunnen leven zonder geconfronteerd te worden over ons handelen. De broers hebben eigenlijk weinig keuze, of ze moeten accepteren dat Jezus werkelijk de Zoon van God is, of ze moeten Hem afdoen als iemand die een spelletje speelt.
Onder aan deze overdenking heb ik een citaat van C.S. Lewis toegevoegd. De citaat wil een scherp contrast geven tussen mensen die denken dat Jezus gek was of mensen die Jezus aanbidden. (Vertaling is ook gegeven)
In het begin van Johannes 6 konden de mensen Jezus nog volgen zonder dat ze zelf moesten veranderen. Maar aan het einde van het hoofdstuk was de grens zo scherp getrokken dat de mensen wel een keuze moesten maken. Ze moesten Jezus erkennen als de Zoon van God of ze moesten bij Hem weglopen.
De broers van Jezus kozen er voor om Jezus af te doen als een gek, ze konden maar niet accepteren dat Jezus de Zoon van God is. Vandaag de dag is de lijn niet meer zo scherp en kunnen we van Jezus maken wat we zelf willen. Wij schijnen zelf te bepalen hoe Jezus wel of niet denkt.
Als wij Jezus werkelijk accepteren voor Wie Hij is moet Hij de HEER van ons leven worden. Hij moet degene zijn die bepaald hoe ons leven er uit ziet en niet wijzelf. We kunnen niet in het grijze gebied blijven leven en Jezus van alles toedichten behalve dat Hij de Heer van ons leven is. Hij is werkelijk de Zoon van God, Hij is werkelijk alles voor ons leven.
Laten we de keuze maken die Jezus ons gegeven heeft, niet een keuze die wij in de mond van Jezus hebben gelegd. Jezus is duidelijk, je moet mij helemaal accepteren als de Heer van jouw leven en niets minder.
Een citaat van C.S. Lewis:
‘A man who was merely a man and said the sort of things Jesus said would not be a great moral teacher. He would either be a lunatic – on a level with the man who says he is a poached egg – or else he would be the Devil of Hell. You must make your choice. Either this man was, and is, the Son of God; or else a madman or something worse. You can shut Him up for a fool, you can spit at Him and kill him as a demon; or you can fall at His feet and call Him Lord and God. But let us not come with any patronizing nonsense about His being a great human teacher. He has not left that open to us. He did not intend to.’
Vertaling:
‘Een normaal mens die de dingen zegt die Jezus heeft gezegd zou niet een groot onderwijzer worden genoemd. Hij zou of voor gek worden verklaard – zoals mensen die zichzelf een half gekookt ei noemen – of hij zou de duivel van de hel zijn. Maak zelf je keuze maar. Of deze man was en is de Zoon van God; of Hij was een gek of erger. Je kunt Hem opsluiten voor een gek, je kunt Hem bespugen en vermoorden als een demon; of je kunt aan Zijn voeten vallen en Hem erkennen als Heer en God. Maar laten we Hem niet betuttelen door van Hem te zeggen dat Hij een groot menselijk onderwijzer was. Die optie heeft Hij ons nooit gegeven. En dat zal Hij nooit doen.’