Sardes

1 Schrijf aan de engel van de gemeente in Sardes: “Dit zegt hij die de zeven geesten van God en de zeven sterren heeft: Ik weet wat u doet; overal wordt beweerd dat u het leven hebt, terwijl u dood bent. (Openbaring 3:1)

En nogmaals wil ik benadrukken hoezeer Jezus bij ons leven betrokken is. Als we ons dit eens zouden realiseren zouden we een heel andere leven hebben. Jezus openbaart zichzelf aan de gemeente van Sardes als Hij die de zeven gemeenten van God in Zijn handen heeft, Hij weet alles.

Deze gemeente heeft de reputatie dat het leeft. Een bloeiende gemeente met veel activiteiten. Maar Jezus ziet de werkelijkheid, Hij ziet dat men dood is. Zolang het leven van God niet in ons leeft zijn wij niet levend maar dood.

Een groot gevaar in Nederland is dat wij willen dat de wereld om ons heen ons respecteert. We willen zeker niet oordelend overkomen. We zijn blij al we positief in het nieuws komen. We zijn blij als we gerespecteerd worden door niet christelijke collega’s. We willen af van het oud-bollige stigma dat het christendom met zich meedraagt.

Ik vraag me af of het ons wel boeit wat Jezus van ons denkt. Maar uiteindelijk weet Hij of wij werkelijk leven in ons hebben of niet. Blijkbaar had de gemeente van Sardes een goede reputatie, maar voor Jezus betekende dit helemaal niets. We moeten niet gaan voor een goede reputatie in deze wereld, het is eerder een teken dat we dood zijn  dan dat we leven in ons hebben.

Voor ons persoonlijk leven moeten we oogkleppen op doen en ons richten op God. We moeten het levende water drinken, afhankelijk zijn van Zijn Geest. We moeten Jezus ons leven laten leiden en veranderen, alleen dan hebben we het leven in ons.

Richt je op Jezus, verlang van Hem de leiding in je leven. Als jij het eerlijk van Hem verlangt dan ZAL Hij het doen. Als jij eerlijk verlangt naar het echte leven en de waarheid, dan zal Jezus dat nooit weigeren. Zo vaak verteld God ons: ‘Als je nederig voor mij komt en alles van mij verlangt zal ik jou niet weigeren!’ (in mijn eigen woorden)

wanneer ze dus hun koppigheid laten varen en zich verootmoedigen en voor hun schuld boeten, 42 dan zal ik weer denken aan mijn verbond met Jakob en aan mijn verbond met Isaak en met Abraham, en dan zal ik ook weer denken aan mijn land. (Leviticus 26:41b-42)

This entry was posted in 03 Leviticus, 66 Openbaring. Bookmark the permalink.