16 Wend U tot mij en wees mij genadig, pe
want ik ben eenzaam en ellendig.
17 De benauwdheden van mijn hart hebben zich wijd uitgestrekt, tsade
bevrijd mij uit mijn angsten.
18 Zie mijn ellende en mijn moeite, resj
neem weg al mijn zonden. (Psalm 25:16)
Er is geen juiste manier van bidden, God kijkt altijd naar het hart. Er zijn mensen die God vervloeken door de pijn in hun hart door het verlies van een kind. En toch zal God naar dat gebed luisteren, sterker nog, Hij zal daar meer aandacht aan besteden dan al die standaard gebeden zonder enig geloof die elke zondag weer in de kerkdienst worden uitgesproken.
Het gaat niet om de vorm, het gaat er om dat wij op het punt komen dat er geen enkele andere uitweg meer is dan God alleen. Dat we verlangen naar Zijn genade, dat we Hem alleen nodig hebben. Niet zozeer omdat Hij Zich dan goed voelt, maar omdat Hij ons zo geschapen heeft. We horen niet op onszelf te staan, we horen samen te wandelen met God, samen met Hem over de golven van het leven.
En dat is een gevecht tegen onze trots, een gevecht de leugens die ons er altijd weer van overtuigen dat we even van het pad af moeten wandelen. Want dan krijgen we psalm 23, dat we door de diepe duisternis wandelen maar ons niets deert, want Hij is bij ons. Hij beschermt ons en leidt ons op het beste pad dat we kunnen hebben.
Samen met David kunnen we het uitroepen tot de Heer van ons leven. In al onze ellende, in al onze wanhoop, want Hij is trouw en zal ons antwoorden. Gooi het er uit, dat is wat David ook doet. Maar gooi het wel de juiste richting uit. Ga niet klagen bij de buren of je vrienden, maar klaag tot God. En klaag niet omdat je vindt dat je daar recht op hebt, klaag omdat je Hem nodig hebt.
Een laatste punt van aandacht is de laatste zin. Want David gooit er alles uit, maar ook zijn zonden. Want dat hoort hier ook bij. Hij wil er zeker van zijn dat alles koek en ei zal zijn tussen hem en God. Hij wil dat er niets in de weg staat. En zo moeten wij het er ook uitgooien, verlangen dat er niets in de weg staat.