50 Hij leidde hen naar buiten tot bij Bethanië. En Hij hief Zijn handen op en zegende hen. 51 En het geschiedde, terwijl Hij hen zegende, dat Hij Zich van hen verwijderde. En Hij werd opgenomen in de hemel. 52 En zij aanbaden Hem en keerden terug naar Jeruzalem met grote blijdschap. 53 En zij waren voortdurend in de tempel, terwijl ze God loofden en dankten. Amen. (Lukas 24:50-53)
Na angst en verwarring is er dan nu eindelijk de blijdschap, ze beginnen een beetje te begrijpen wat er nu gebeurd is. Jezus die de dood heeft overwonnen omdat het Gods plan was en nu gaat Hij terug naar de Vader. Wat een machtig moment moet dit zijn geweest, Jezus die Zijn handen op hen legde en hen zegende en op het moment dat Hij dat doet is Zijn tijd zoals het tot dan was geweest voorbij.
De zegen van Jezus betekent dat Hij met hen is, dat Hij voor hen is en dat Hij er voor gaat zorgen dat de weg die zij zullen gaan in Gods kracht zal zijn. Deze zegen op dit moment is een hele krachtige statement die Jezus maakt. Want aan de ene kant laat Hij dus weten dat Hij met hen is en aan de andere kant gaat Hij er toch vandoor.
Jezus is niet verdwenen, Jezus is hier, Hij is met ons. En dit moeten we niet op een dogmatische manier gaan bekijken, want dan analyseren we de woorden van de bijbel zodat we een goede omschrijving kunnen geven van de status van Jezus op dit moment. Dit is geen theologie, dit is het kennen van Jezus zoals Hij nu is. De opgestane Heer die aan de rechterhand van de Vader zit en voor ons is.
Hij is in ons en wij zijn in Hem. Jezus zegende de discipelen op het moment dat Hij verdwijnt achter de wolken. Hij zit nu in de regiekamer, Hij is er elk moment om elke stap weer verder te gaan. En dit een stap verder, een stap dieper in het heerlijke plan van de Vader, geen stap terug. Want nu is er een lichaam van Jezus hier op aarde, een lichaam dat gezegend is door Jezus het hoofd.
Niet langer zijn de discipelen treurig, maar gaan ze naar Jeruzalem omdat ze weten dat het niet voorbij is, het verder gaat. Het is niet voorbij, het wordt alleen maar groter. En daarom zingen ze vol vreugde lofliederen tot de Vader. Ze zijn vol van geloof want het gaat werkelijk door tot in het eeuwige leven. Hebben wij ook niet alle reden om God te prijzen, wij die dichter bij de finale zijn dan ooit te voren of zijn we in slaap gesukkeld?