4 De goddelozen zijn van God vervreemd vanaf de baarmoeder;
de leugenaars dwalen vanaf de moederschoot.
5 Zij hebben vurig vergif, het lijkt op vurig slangengif;
zij zijn als een dove adder, die zijn oren dichtstopt,
6 die niet wil luisteren naar de stem van de bezweerder,
van hem die kundig bezweringen doet. (Psalm 58:4-6)
Als reformatorische christenen hangen wij heel erg aan het slechte van de mensen. Dat is helemaal niet zo erg, maar we kunnen daarin wel doorschieten. Als charismatische christenen zijn we dit idee liever kwijt dat rijk. Het bloed van het lam is meer dan genoeg, dus we hoeven het er niet meer over te hebben.
En zoals we vaker in het leven tot de conclusie komen, zit de waarheid ergens in het midden. Want we moeten niet vergeten dat de bijbel er heel duidelijk over is. Er is niets, werkelijk niets goeds in ons. En als we dat stukje gaan vergeten dan bestaat het gevaar van een socialistisch christendom. Een christendom dat voort komt uit het zo gezegd het goede dat in ons zelf zou leven, het ying-yang christendom.
Het zondige natuur mag geen enkele ruimte krijgen in ons geestelijk leven. En daar hebben we een punt als reformatorische christenen. Uitkijken voor de valsheid in ons. Maar daar kunnen we ook te ver in gaan. Want er is wel degelijk een weg waarin we bevrijdt worden, bevrijdt van die zondige natuur. De doop is daar het ultieme beeld van.
Daar sterft namelijk onze oude natuur en mogen we opstaan in het nieuwe leven. Geboren worden uit God. Het ligt in het midden, we mogen het niet afdoen als iets dat niet bestaan heeft in ons leven. Maar we mogen het ook niet zoveel eer geven dat het onoverwinnelijk is. Het gevecht moet er zijn en de overwinning is in de kracht van de Heilige Geest.