7 Zie, ik ben in ongerechtigheid geboren,
in zonde heeft mijn moeder mij ontvangen. (Psalm 51:7)
Dit is een vers waar we als reformatorische christenen veel waarde aan hechten. Hoe vaak vertellen we onszelf niet dat we in en in slecht zijn, dat er niets in ons is dat ook maar een keuze kan maken in de richting van het goede in God. In zonde zijn we geboren, niets in ons is ook maar een beetje goed.
Het is mooi dat we die overtuiging hebben, maar dan moeten we er wel op dezelfde manier mee omgaan als David dat doet in deze psalm. Want hij realiseerde zich dit ook, maar niet met als doel dat hij er nooit meer uit zou komen. Hij erkende dat er niets in hem is dat goed is en om goed te zijn hij God nodig heeft.
Wij maken dezelfde fout met het bijbelboek Romeinen. Want hoe graag blijven wij in de eerste paar hoofdstukken plakken waarin onze slechtheid ons om de oren vliegen. Maar hoofdstuk 8 heeft het toch echt over een leven door God gegeven in bevrijding van de zonden.
En zo moeten we deze verzen leren lezen, niet om ons slecht te blijven voelen, maar om in te gaan zien dat we God nodig hebben. In gebed moeten we samen met David voor de troon van God komen en onze complete afhankelijkheid van Hem laten zien. Blijf je niet verstoppen achter deze verzen, ze zijn er niet om je nederig te houden, ze zijn er niet om je in het moeras van je zonde te blijven duwen.
Deze verzen moeten maar 1 ding tot doel hebben en dat is Gods werk in ons leven. Gods bevrijdende werk van onze zonden. Want Hij is machtig, almachtig. Hij kan het in Zijn liefde en goedheid. Wees als een baby dat niets is zonder een moeder. Dan kunnen wij het leven ontvangen dat in God is, een leven dat bevrijdt van zonde.