2 Hij zei:
Ik heb U hartelijk lief, HEERE, mijn sterkte.
3 De HEERE is mijn rots en mijn burcht en mijn Bevrijder,
mijn God, mijn rots, tot Wie ik de toevlucht neem,
mijn schild en de hoorn van mijn heil, mijn veilige vesting. (Psalm 18:2-3)
Soms is het moeilijk om iemand lief te hebben, dat vervelende kind in de klas, de irritante collega, je wil er eigenlijk geen enkele aandacht aan besteden. Alleen als het echt moet laten we zien dat we wel wat interesse hebben, maar vooral niet teveel. Soms lijkt het er wel op alsof we God ook zo behandelen. We weten dat we Hem moeten liefhebben maar of dat nu met een diep verlangen of een oprecht hart gebeurd is maar de vraag.
Jezus heeft het ons gezegd, we moeten God liefhebben boven alles en we weten dit maar al te goed. En toch is onze liefde soms (of vaak) niet zo hartelijk als waar David het hier over heeft. En dat heeft niets met onze gevoelens te maken die altijd alle kanten opgaan, het heeft te maken met een devotie voor onze Vader in de hemel. Want liefde is niet afhankelijk van gevoel, het is afhankelijk van een keuze die we maken in het leven.
En soms komt het dan voor dat die ene rare collega, of die vreemde klasgenoot opeens je beste vriend wordt. En de reden dat het veranderde is niet omdat die collega opeens veranderd is, maar omdat we die collega beter leerde kennen. We wisten niet dat die persoon ergens mee zat of dat die persoon een heel ander leven heeft dan we aan de buitenkant konden zien.
Zo is het ook in ons geloof, hoe minder we God kennen hoe minder liefde er in ons leven zal zijn voor de Vader. David heeft God leren kennen in zoveel omstandigheden en daarom wijdt hij een lied aan wat God allemaal voor Hem heeft gedaan. Zijn liefde voor God is hartelijk omdat Hij weet hoe goed God is.
En daar moeten wij ook aan werken, we moeten God echt leren kennen. We moeten niet vertrouwen op de voorganger of onze ouders. Wij moeten God persoonlijk leren kennen zodat er een hartelijke liefde in ons leven zal komen voor een Vader die zo goed is dat we niets anders willen dan in Zijn armen wonen. Hij wordt dan echt onze toevlucht, echt onze burcht waar we veilig kunnen schuilen.