7 Ik loof de HEERE, Die mij raad heeft gegeven;
zelfs ‘s nachts onderwijzen mij mijn nieren.
8 Ik stel mij de HEERE voortdurend voor ogen;
omdat Hij aan mijn rechterhand is, wankel ik niet. (Psalm 16:7-8)
We kunnen het wel zo makkelijk zingen tijdens een kerkdienst maar de betekenis van deze verzen zijn toch echt verstrekkend. We kunnen wel zeggen dat de Heere onze rechterhand is maar dat zegt niet alleen wat over God maar het vraagt ook wat van ons. Want God wordt niet automatisch een rechterhand voor elke gelovige.
Wat een spannend leven kunnen we hebben. Denk aan het leven van een Abraham of een David, het is elke keer een leven dat niet te voorspellen is. Elke keer als God mensen aan de hand neemt en gaat er een spannend avontuur beginnen. Want dan moeten we volledig op God vertrouwen, volledig afhankelijk zijn van wat Hij met ons leven gaat doen. En dat vraagt van ons dat we altijd naar Hem luisteren.
En David heeft dat gedaan, hij heeft geluisterd en daarom looft hij de Heere. Want wat we hier zien is het resultaat van iemand die volledig vertrouwt op de wijsheid van de Heere. God is voor David de echte raadgever, niet de angst voor wat mensen denken, niet onze ouders en zeker niet onze vrienden. En dan wordt God pas werkelijk onze rechterhand.
Zeker in het begin is het eng, we weten niet waar we aan toe zijn. In een maatschappij als die van ons waar alles voor ons geregeld kan worden is er eigenlijk weinig reden om naar de wijsheid van God te luisteren. Ten eerste moeten we er op vertrouwen dat God werkelijk tot ons wil spreken en in alle herrie die op ons afkomt is dat niet altijd moeilijk. En dan moeten we nog de kracht en het geloof hebben dat we er werkelijk op kunnen vertrouwen.
Want dat laatste is niet makkelijk. Zeker niet als alles voor ons op een gespreid bedje ligt. Alles is geregeld, ons leven is voor ons uitgestippeld, geen verassingen. Is God dan werkelijk onze rechterhand? Want dan begint het avontuur pas echt, dan begint het geloof werkelijk te groeien.