Onzekerheid van rijkdom

1 Timotheus 6

17 Beveel de rijken in deze tegenwoordige wereld dat zij niet hoogmoedig zijn, en hun hoop niet gevestigd houden op de onzekerheid van de rijkdom, maar op de levende God, Die ons alle dingen in rijke mate verschaft om ervan te genieten; 18 ook om goed te doen, rijk te zijn in goede werken, vrijgevig te zijn en bereid om samen te delen. 19 Zo verzamelen zij voor zichzelf een schat: een goed fundament voor de toekomst, opdat zij het eeuwige leven verkrijgen. (1 Timotheus 6:17-19)

Het klinkt als een contradictie, de onzekerheid van rijkdom. Wie kan nu zoiets zeggen? Met geld schijnt alles te koop te zijn, zelfs organen voor het lichaam. En toch heeft Paulus het hier over de onzekerheid van rijkdom, het kan ons namelijk zo worden afgenomen. Ook al lijkt alles zo vast en zeker, rijkdom is zo vervlogen.

Paulus zet rijkdom in het juiste perspectief, rijkdom is een zegen van God aan ons gegeven. Voor de rijkdom en tijdens de rijkdom moeten we altijd blijven vertrouwen op de levende God. We moeten zeker niet vast komen te zitten aan de rijkdom. We moeten bereid zijn om het los te laten en volledig over te geven aan God.

Want als we dat kunnen, dan zijn we bezig met de echte schat van het leven. Dan gebruiken we de rijkdom niet om maar verder te blijven groeien, maar om juist te werken aan de grootste schat van het leven. De godsvrucht, door het geven met een ruim hart, door rijk te zijn in goede werken.

We moeten rijkdom in het juiste perspectief zien. God geeft, Hij zegent, en wij mogen daaruit leven, in dankbaarheid. Wij mogen die rijkdom laten overvloeien naar de mensen om ons heen. Wij mogen werken aan een vrijgevig hart dat niet vastzit aan de nieuwste auto die we hebben gekocht. En dat hart moeten we laten groeien, sterk laten worden, nu moeten we daaraan beginnen, ook al hebben we nog helemaal niets.

Hebben wij deze zekerheid in ons hart? Staan wij sterk in het verlangen om alleen afhankelijk van God te zijn? Dat is waar wij moeten wandelen, of we nu veel hebben of weinig. De weduwe die een penninkje gaf in de offer doos in de tempel had het begrepen, ook al had ze helemaal niets.

This entry was posted in 54 1 Timotheus. Bookmark the permalink.