1 Het gebeurde op een van die dagen, toen Hij in de tempel het volk onderwees en het Evangelie verkondigde, dat de overpriesters en de schriftgeleerden met de oudsten daarbij kwamen staan. 2 En zij zeiden tegen Hem: Zeg ons met welke bevoegdheid U deze dingen doet, of wie het is die U deze bevoegdheid heeft gegeven. 3 En Hij antwoordde en zei tegen hen: Ik zal u ook één vraag stellen. Zeg Mij eens: 4 De doop van Johannes, was die uit de hemel of uit de mensen? 5 Zij nu overlegden onder elkaar en zeiden: Als wij zeggen: Uit de hemel, dan zal Hij zeggen: Waarom hebt u hem dan niet geloofd? 6 Maar als wij zeggen: Uit de mensen, dan zal heel het volk ons stenigen, want het is ervan overtuigd dat Johannes een profeet was. 7 En zij antwoordden dat zij niet wisten vanwaar hij was. 8 Daarop zei Jezus tegen hen: Dan zeg Ik u ook niet met welke bevoegdheid Ik deze dingen doe. (Lukas 20:1-8)
Jezus had al eerder gewaarschuwd om geen parels voor de zwijnen te werpen. En dat is precies wat Jezus hier doet. De religieuze leiders komen bij Jezus op bezoek terwijl Hij het evangelie aan het verkondigen is aan de mensen in de tempel. Natuurlijk manifesteert Jezus zich daarom als een echte leraar van Israël en dat is waar de religieuze leiders niet blij mee zijn. Wie denkt Jezus wel niet dat Hij is?
En dat is wat ze hier aan Jezus gaan vragen, een open duel voor al die mensen die naar Hem aan het luisteren zijn. Openlijk willen ze de positie van Jezus in twijfel trekken. Maar Jezus heeft een antwoord, maar niet het antwoord waarmee zij aan de haal kunnen gaan, een antwoord dat hun hart openbaart.
Jezus stelt hen een vraag die voor hen moeilijk te beantwoorden is. De reden is niet dat het zo’n moeilijke vraag is, maar omdat het hun motivatie laat zien. Als ze oprecht zouden zijn dan zouden ze deze vraag met gemak kunnen beantwoorden, dan hoefden ze niet na te denken over wat de menigte er van vond. Maar omdat hun motivatie niet oprecht is zijn ze aan het nadenken over deze vraag en zien ze in dat deze vraag hen in een hoek drukt.
En daarom antwoordt Jezus ook niet, want het heeft geen zin om met mensen in discussie te gaan die niet oprecht willen zijn in hun motivatie. Het is het gooien van parels voor de varkens. Jezus heeft echt wel een antwoord op hun vraag, maar dat willen ze toch niet horen aangezien ze deze vraag ook niet oprecht kunnen beantwoorden.
Hoe groot zou onze gemeente zijn als we alleen de mensen tellen die oprecht God willen dienen? Hoe groot zou het percentage christenen zijn op deze planeet als we alleen die mensen tellen die oprecht zijn in hun verlangen naar een rechtvaardig leven? Een stuk kleiner dan wat de statistieken nu aangeven. En wijzelf, zijn wij oprecht in ons verlangen om God te dienen of hebben wij zo onze eigen motivaties?
Jezus verlangt naar oprechtheid in ons hart. Hij wil weten of wij Hem willen dienen of een surrogaat evangelie dat in werkelijkheid niets met Hem te maken heeft. Dan zal Hij ook ons gebed beantwoorden net als Hij deed bij de religieuze leiders.