18 En een leidinggevende vroeg Hem en zei: Goede Meester, wat moet ik doen om het eeuwige leven te beërven? 19 En Jezus zei tegen hem: Waarom noemt u Mij goed? Niemand is goed behalve Eén, namelijk God. 20 U kent de geboden: U zult geen overspel plegen, u zult niet doden, u zult niet stelen, u zult geen vals getuigenis afleggen, eer uw vader en uw moeder. 21 En hij zei: Al deze dingen heb ik in acht genomen vanaf mijn jeugd. (Lukas 18:18-21)
Zegt Jezus dit nu werkelijk? Als deze man de geboden onderhoudt dan kan hij het eeuwige leven beërven. Dit strookt niet met het evangelie dat we vandaag de dag te horen krijgen. Of het nu de charismatische stroming is, waarin alles bedekt wordt met de mantel der liefde of de reformatorische stroming waar we toch nooit goed genoeg zijn, dit zullen we niet van het spreekgestoelte te horen krijgen. En toch is het Jezus die dit echt tegen deze jonge man zegt.
Het mooie van de vraag van deze man is dat hij in ieder geval niet het gevoel heeft dat het zo makkelijk is. Dit is geen religieuze leider die zichzelf heeft gerechtvaardigd door zijn eigen gemaakte wetten na te volgen. Deze jonge man is oprecht op zoek naar het eeuwige leven. En als Jezus hem de wetten voorhoudt dan is de jonge man ook oprecht in zijn antwoord dat hij deze wetten heeft gehouden.
Maar de jonge man heeft blijkbaar het gevoel dat het niet genoeg is. En op zich is dit gevoel helemaal geen slecht gevoel. Het probleem is dat wij er een antwoord op verzinnen dat ons wel een goed gevoel moet geven. Maar dat antwoord is er niet op gericht om het probleem op te lossen, dat antwoord is er op gericht om als een pleister op de wond te werken. Dat antwoord probeert de gevolgen van het probleem te verzachten.
Er is een ander antwoord dat het probleem wel aanpakt. Doordat we de genade van God zo hebben misvormd denken we dat de regels niet meer op ons van toepassing zijn en daardoor kunnen we niet begrijpen wat Jezus hier werkelijk wil zeggen. Bij ons zijn de wetten van Mozes uit de gratie geraakt, ze staan voor een last die we niet willen dragen. En toch is het Jezus die dit als uitgangspunt neemt, want de wet van God is en blijft het verlangen van God. En dat moet de basis zijn voor elk antwoord op deze levensvraag.
We moeten namelijk inzien dat Gods verlangen de basis is voor het samenzijn met Hem. De wetten zijn geen verloren documenten, het zijn liefdesbrieven van hoe God de perfectie ziet. En deze jonge man had werkelijk het verlangen om God op die manier te dienen. Wij zien het als een last, maar we moeten het zien als een verlangen in ons hart om met God te wandelen. En op het moment dat wij de wetten gaan afschrijven, zeggen we indirect dat Zijn verlangen niet in ons leeft.