29 Maar hij antwoordde en zei tegen zijn vader: Zie, ik dien u al zoveel jaren en heb nooit uw gebod overtreden en u hebt mij nooit een bokje gegeven om met mijn vrienden vrolijk te zijn. 30 Maar nu deze zoon van u gekomen is, die uw bezit met hoeren opgemaakt heeft, hebt u voor hem het gemeste kalf geslacht. 31 En hij zei tegen hem: Kind, jij bent altijd bij mij en al het mijne is van jou. 32 Wij zouden dan vrolijk en blij moeten zijn, want deze broer van jou was dood en is weer levend geworden. En hij was verloren en is gevonden. (Lukas 15:29-32)
Het klinkt zo logisch wat deze zoon zegt. Deze zoon heeft nooit eens zo’n feest gehad en hij was degene die altijd trouw was gebleven, altijd hard heeft gewerkt. Wat is nu eigenlijk precies de fout in het denken van deze zoon?
Hoe zou jij je voelen als je broer weg is gelopen met de helft van de erfenis en je vader elke dag daar aan de kant van de weg staat op de uitkijk naar die broer? En als die broer dan ook nog eens terug komt zonder de erfenis en je vader helemaal uit zijn dak gaat, zou dat niet onrechtvaardig voelen? Jij bent altijd trouw gebleven, jij zou eigenlijke de ideale zoon zijn en toch is het je broer die zo’n feestelijk onthaal krijgt.
Zoals we in de vorige overdenking hebben kunnen lezen moeten we vanuit Gods hart denken. Want hoe deze broer nu denkt is diep in zijn hart eigenlijk heel egoïstisch. Zijn denken is vanuit zijn perspectief, in zijn denken kunnen we zien dat hij het centrum van het heelal is geworden. En vanuit dat perspectief vergelijkt hij zichzelf met andere mensen. En dat denken is niet goed.
Wij zijn namelijk allemaal Gods schepselen en in alles is onze relatie met Hem de basis. Op het moment dat wijzelf het centrum worden en God daar alleen maar bij wordt betrokken omdat het onze taak nu eenmaal is worden we egoïstische mensen. Wijzelf worden de basis van het leven, ook op de manier waarop wij naar anderen gaan kijken. En dat is hoe deze zoon naar zijn broer kijkt, hijzelf is de basis.
Maar God moet de basis zijn in ons leven, wij moeten leren kijken vanuit Zijn ogen naar ons leven en naar het leven van andere mensen. En dat is ook het antwoord dat Jezus de vader laat geven. De vader laat de zoon weten, dat hij al die tijd bij hem mocht zijn. Alles wat de vader had was van hem. En dat is het belangrijkste, dat is waar de zoon zich in mag verheugen.
En zo moeten wij ook staan in het leven, in een relatie met ons hemelse Vader. En daarin mogen we vertrouwen op God in hoe Hij met andere mensen omgaat, we mogen er op vertrouwen dat Zijn liefde voor hen hetzelfde is als die voor ons. En dan maakt het niet uit hoe God met andere mensen omgaat omdat we weten dat Hij met ons is en dat is genoeg.