20 En hij stond op en ging naar zijn vader. En toen hij nog ver van hem verwijderd was, zag zijn vader hem en deze was met innerlijke ontferming bewogen en hij snelde hem tegemoet, viel hem om de hals en kuste hem. 21 En de zoon zei tegen hem: Vader, ik heb gezondigd tegen de hemel en tegenover u. Ik ben niet meer waard uw zoon genoemd te worden. 22 Maar de vader zei tegen zijn slaven: Haal het beste gewaad tevoorschijn en trek het hem aan en geef hem een ring aan zijn hand en sandalen aan zijn voeten. (Lukas 15:20-22)
De zoon wil er nog wel over beginnen, maar Jezus laat heel duidelijk zien dat de vader geen woord rept over wat de verloren zoon allemaal fout heeft gedaan. Wij mensen willen zo graag de nadruk leggen op fouten, we willen zo graag zout in de wonden strooien. Maar Jezus laat heel duidelijk zien dat God zo niet in elkaar zit.
De hemelse Vader staat daar met open armen ons op te wachten. Het gaat Hem er niet om dat wij ons slecht genoeg gaan voelen over onze zonden. Het gaat Hem er om dat wij terug komen, dat wij weer verlangen om in Zijn huis te wonen. Jezus benadrukt niet voor niets in deze gelijkenis dat de vader een groot feestmaal organiseert om de terugkomst van zijn zoon te vieren.
Zonder twijfel, zonder enig haperen, laat de vader de verloren zoon weer gewoon zijn zoon zijn. En dit is typerend voor God, de hemelse Vader wil vooruit. Hij wil niet nadenken over wat wij allemaal fout hebben gedaan, God verlangt naar een rechtvaardig leven, maar niet door te blijven kijken naar wat we allemaal fout doen of hebben gedaan. Hij verlangt naar een rechtvaardig leven door te vergeten wat er achter ons ligt en te werken aan wat er voor ons ligt.
God wil vooruitgang boeken, in het Koninkrijk van God is er altijd groei. En zo moeten wij ook in het geloof staan, niet mijmeren over alle dingen die fout gaan, over de problemen waar we tegenaan lopen, maar gericht blijven op Hem die ons is voorgegaan. Onze focus moet zijn op het succes dat Jezus heeft en wij met Hem kunnen hebben.
We moeten weg van de gedachten die altijd maar veroordelen, de gedachten die mensen naar beneden halen. God werkt zo niet, als wij tot Hem komen staat Hij met Zijn armen van genade open om ons te ontvangen als Zijn kind. Dan zijn we weer helemaal onderdeel van Zijn koninkrijk en zijn we klaar om weer verder te groeien in Zijn heerlijkheid.
1 Welnu dan, laten ook wij, nu wij door zo’n menigte van getuigen omringd worden, afleggen alle last en de zonde, die ons zo gemakkelijk verstrikt. En laten wij met volharding de wedloop lopen die voor ons ligt, 2 terwijl wij het oog gericht houden op Jezus, de Leidsman en Voleinder van het geloof. Hij heeft om de vreugde die Hem in het vooruitzicht was gesteld, het kruis verdragen en de schande veracht en zit nu aan de rechterhand van de troon van God. (Hebreeen 12:1-2)