15 Toen een van hen die mee aanlagen, deze dingen hoorde, zei hij tegen Hem: Zalig is hij die brood zal eten in het Koninkrijk van God. 16 Maar Hij zei tegen hem: Een zekere man bereidde een grote maaltijd en nodigde er velen. 17 En hij stuurde zijn slaaf eropuit tegen de tijd van de maaltijd om de genodigden te zeggen: Kom, want alle dingen zijn nu gereed. 18 En zij begonnen zich allen één voor één te verontschuldigen. De eerste zei tegen hem: Ik heb een akker gekocht en ik moet er nodig op uit om die te bekijken. Ik vraag u: Houd mij voor verontschuldigd. (Lukas 14:15-18)
Het onderwijs van Jezus is anders, het is zonder omhaal van woorden, het is gewoon de waarheid. En dat raakt mensen. Voor hen die verlangen naar de waarheid is het luisteren naar Jezus als een verfrissende bron van water in een woestijn. We horen en nemen het op in ons hart. We nemen het mee naar huis en overdenken het in alle stilte.
Tenminste dat is wat we zouden moeten doen. Maar deze man die daar ook aan tafel zat had wel door dat Jezus niet onderwijst zoals andere rabbi’s. En na al die lessen van Jezus waarin Jezus ons een spiegel voorhoudt over onze motivaties, wil deze man ook graag iets moois zeggen. En als blijk van erkenning zegt hij tegen Jezus dat diegene die aan de tafel zullen zitten in het Koninkrijk van God, het werkelijke geluk hebben gevonden.
Ook al is het woord voor woord de waarheid, toch is het Jezus die ook hier de juiste focus wil houden. Want het lijkt alsof deze man er van overtuigd is dat hij er ook aan zal zitten, anders had hij het niet zo makkelijk gezegd. Het is alsof deze man met zijn uitspraak een blijk van erkenning wil geven omdat hij ook een kind is van Abraham. Maar in werkelijkheid heeft hij niet in de spiegel heeft gekeken die Jezus ons voorhoudt.
Daarom begint Jezus aan weer een nieuwe gelijkenis. Een gelijkenis waarin een koning inderdaad een feestmaal heeft. Een feestmaal waarvoor hij vele mensen heeft uitgenodigd. Maar als het moment daar is, dan zijn ze te druk met het hun eigen leven en hebben ze geen tijd voor het feestmaal.
De man moet leren dat het niet de woorden zijn waardoor hij gered zal worden. Hoe geestelijk zijn uitspraak ook klinkt het geeft hem niet het recht om aan die tafel te zitten. Hoe vaak praten wij niet geestelijk zonder dat ons leven er werkelijk bij hoort? Hoe vaak zijn woorden niet meer dan een masker om te laten zien hoe geestelijk wij eigenlijk niet zijn.
We moeten naar de woorden van Jezus horen en het meenemen naar onze binnenkamer. En daar moeten we werkelijk laten zien dat we de waarheid willen volgen. Wat wij van een preekgestoelte uitspreken, of tijdens huiskring zo mooi onder woorden kunnen brengen, moet in ons hart leven, we moeten er werkelijk naar wandelen.