4 Maar wat zegt het Goddelijk antwoord tegen hem? Ik heb voor Mijzelf nog zevenduizend mannen overgelaten, die de knie voor het beeld van Baäl niet gebogen hebben. 5 Zo is er dan ook in deze tegenwoordige tijd een overblijfsel ontstaan, overeenkomstig de verkiezing van de genade. 6 Maar als het door genade is, is het niet meer uit de werken, anders is genade geen genade meer. En als het uit de werken is, is het geen genade meer, anders is het werk geen werk meer. (Romeinen 11:4-6)
Vers 6 is nogal een logische redenering, lijkt het. Paulus zet de twee onderwerpen recht tegen over elkaar. Genade heeft niets met werken te maken en werken niets met genade. Het een sluit het ander uit en het ander sluit het een uit. Zoals licht en donker niet tegelijk aanwezig kunnen zijn zo kunnen werken en genade ook niet tegelijk werken.
Bij werken worden we beoordeelt op wat wij doen. De werken bepalen of wij goed genoeg zijn voor de eisen die worden gesteld. Bij genade werkt het anders, bij genade wordt er niet gekeken of wij goed genoeg zijn, bij genade kiest God. En daarom is genade uitverkiezing. God kiest er voor om ondanks alles niet naar onze werken te kijken, maar naar Zijn genade.
Zo had God in Zijn genade nog zevenduizend mannen overgelaten die de knie niet hadden gebogen voor de baäl. Dat betekent dat als God hen niet had overgelaten zij ook gewoon de baäl hadden aanbeden. God is degene die Zijn werk intact houdt. God is degene die genade geeft.
Het verschil tussen werken en genade is dat de werken van ons uitgaat, maar de genade gaat van God uit. En het is God die dan kiest, dat is de uitverkiezing. Zo ook in onze tijd is het God die een overblijfsel heeft doen ontstaan door de verkiezing van Zijn genade.
Genade is niet zo all-inclusief als we soms denken. God maakt de keuze en daar hoeven wij ons niet bezorgt over te maken. Hij maakt de juiste keuze, maar voor ons is er de verantwoordelijkheid om in die genade te wandelen. Wij moeten kiezen om te leven uit die genade van God waardoor wij niet langer de baäl te dienen.