1 Ik zeg dan: Heeft God Zijn volk verstoten? Volstrekt niet! Ik ben immers ook een Israëliet, uit het nageslacht van Abraham, van de stam Benjamin. 2 God heeft Zijn volk, dat Hij van tevoren kende, niet verstoten. Of weet u niet wat de Schrift zegt in de geschiedenis van Elia, hoe hij God aanspreekt over Israël en zegt: 3 Heere, Uw profeten hebben zij gedood en Uw altaren afgebroken, en ik ben alleen overgebleven. Ook staan zij mij naar het leven. 4 Maar wat zegt het Goddelijk antwoord tegen hem? Ik heb voor Mijzelf nog zevenduizend mannen overgelaten, die de knie voor het beeld van Baäl niet gebogen hebben. (Romeinen 11:1-4)
Christenen voor Israël. Het is en blijft Gods volk die Hij heeft uitgekozen door het roepen van Abraham. God heeft Zijn volk nooit verstoten. Hoe opstandig en afkerig het volk ook is en is geweest, God heeft altijd nog mensen overgelaten onder Zijn volk die horen tot Zijn uitverkorenen.
Het is zo pakkend om te weten dat ondanks de grote opstandigheid van het volk, God altijd nog een overblijfsel vast heeft gehouden om door te gaan met Zijn volk. Maar het is wel een overblijfsel die zich niet heeft gebogen voor de het beeld van Baäl. En dat is net zo pakkend. Want blijkbaar is dit net zo belangrijk voor God. God wil doorgaan met mensen die op Hem vertrouwen. God wil een eerlijke geschiedenis, mensen die op Hem hopen.
Het is tekenend voor Gods verlangen en keuzes. We willen zo graag denken dat we nu door genade allemaal de straf ontkomen. Maar we moeten juist leren van de geschiedenis van Israël, God wil vertrouwen, het hele werk van Jezus is gebouwd op ons vertrouwen. Als wij het vertrouwen niet hebben en net als Israël onze hoop op andere dingen zetten horen wij ook niet bij die ‘zevenduizend’. Het volk Israël doet er nog steeds toe net als de hele wereld er nog steeds toe doet voor God. Maar dat betekent niet dat God zijn verlangen voor vertrouwen in Hem opzij heeft gezet.
Israël is niet verstoten, maar God maakt wel keuzes. Gods beloften aan Abraham staan altijd sterk en altijd zal het volk een oogappel zijn voor God. En zo moeten wij ook staan in onze relatie tot Israël, zij zijn altijd het volk van de belofte in Abraham. En wij zijn degene die mogen profiteren van Gods beloften aan Abraham. En dat moeten we serieus nemen.