50 Nathanaël antwoordde en zei tegen Hem: Rabbi, U bent de Zoon van God, U bent de Koning van Israël. 51 Jezus antwoordde en zei tegen hem: Omdat Ik tegen u gezegd heb: Ik zag u onder de vijgenboom, gelooft u. U zult grotere dingen zien dan deze. 52 En Hij zei tegen hem: Voorwaar, voorwaar, Ik zeg u allen: Van nu af zult u de hemel geopend zien en de engelen van God opklimmen en neerdalen op de Zoon des mensen. (Johannes 1:50-52)
Wat mij opvalt bij het antwoord van Jezus is dat het zo in contrast staat met onze antwoorden. Als wij ons afvragen waar de wonderen van God zijn, dan worden die vragen vaak afgedaan als niet relevant. Na de dood van de laatste apostelen zijn de wonderen de wereld uit. God doet misschien nog wel wat wonderen, maar alleen als Hij er zin in heeft.
Het antwoord van Jezus laat mij heel iets anders zien. Nathanaël geloofde nadat Jezus iets bijzonders had gedaan in de kracht van God. Voor ons is dit al genoeg, nu hoeft God niet nog meer te doen. Maar voor Jezus is dit niet genoeg, want Hij belooft dat Nathanaël nog veel meer zal zien.
Het is geen last voor God om Zijn macht te laten zien door wonderen en tekenen. We vallen God niet lastig als we Hem vragen om wonderen of genezing. God wil graag Zijn heerlijkheid aan ons openbaren door ons te genezen of te voorzien in ons leven. Hij verlangt er naar voor ons te zorgen als een Vader voor Zijn kinderen.
De enige reden waarom wij Gods hand niet zullen zien in ons leven is als wij geloven dat het een last voor God is om zich met ons bezig te houden. Als wij niet vertrouwen op een God die verlangt om Zijn macht te tonen in ons leven zullen wij het nooit zien.
Het enige wat God vraagt van ons is vertrouwen in Hem en dan zullen wij nog zoveel meer zien. De hemel zal worden geopend.