1 Voor de koorleider. Een psalm van David, 2 toen de profeet Natan hem had bezocht, nadat hij met Batseba geslapen had. (Psalm 51:1,2) Psalm 51
Ik neem aan dat we allemaal weten over welke gebeurtenis in Davids leven het hier gaat. (Zo niet dan kun je het hier lezen: 2 Samuel 11, 12) Dit is voorlopig de laatste overdenking in de serie over David. We zien dat David lui is en niet bezig is met zijn normale taken. We kunnen lezen dat hij aan het einde van de middag opstaat (hij heeft dus lekker liggen slapen) en uit verveling het dak op gaat. Daar wordt verleidt door zijn ogen, daarna probeert hij zijn zonde te bedekken door Uriah te vermoorden.
God confronteerd hem met een verhaal over rechtvaardigheid en schapen. David wordt geconfronteerd met zijn eigen zonden. En dan begint het belangrijkste gedeelte van dit verhaal, de bekering, psalm 51. Deze psalm is erg belangrijk voor een christen om te begrijpen wat voor hart we moeten hebben.
David weet dat hij gezondigd heeft, maar David weet ook dat de zonden die hij heeft gedaan, ten diepste tegen God zijn. De zonde was niet tegen Uriah in de eerste plaats, maar tegen God, hij ging zijn weg zonder God. En David realiseert zich de diepte van het kwaad. Hij realiseert zich de kloof die dit heeft gebracht tussen hem en God.
David realiseert zich een ander punt. Hij ziet dat God niet blij is en dat God er naar verlangt dat David in de waarheid leeft. God verlangt er naar dat David heilig leeft want alleen dan heeft hij een hart naar Gods hart. En als David het aan God vraagt dan zal God hem ook reinig maken. David heeft dat geloof.
In werkelijkheid is het leven in de zonden leeg van blijdschap. Mensen die de aanraking van de liefde van God hebben ervaren, die begrijpen dit. Die weten dat als ze zondigen hun hart gebroken voelt, het voelt leeg. En zo ook met David, alle blijdschap was verdwenen uit zijn leven door de zonden, hij verlangt er naar terug.
Dit is de weg van bekering die we moeten gaan, het is een realiseren hoe slecht we zijn, maar dat God een intens verlangen heeft om ons te reinigen van alle zonden. En niet door offers te brengen, niet door God blij te maken met goede daden. Maar de enige weg is als wij gebroken onszelf voor God leggen en Hem Zijn werk in ons leven laat doen.