“45 ‘Jij daagt me uit met je zwaard en je lans en je kromzwaard,’ antwoordde David, ‘maar ik daag jou uit in de naam van de HEER van de hemelse machten, de God van de gelederen van Israël, die jij hebt beschimpt. 46 Maar vandaag zal de HEER je aan mij uitleveren: ik zal je verslaan en je hoofd afhouwen, en ik zal de lijken van de Filistijnen aan de aasgieren en de hyena’s ten prooi geven, zodat de hele wereld weet dat Israël een God heeft. 47 Dan zal iedereen hier beseffen dat de HEER geen zwaard of lans nodig heeft om te overwinnen, want hij is degene die de uitslag van de strijd bepaalt en hij zal jullie aan ons uitleveren.’” (1 Samuel 17:45-47)
Eerder al werd de motivatie van David betwijfeld door zijn broer. David werd gezien als een bemoeial, wie denkt hij wel niet dat hij is. Hij mag dan tot koning zijn gezalfd maar dat wil niet zeggen dat hij zich overal mee kan gaan bemoeien. Zo kan ik me voorstellen was de redenering van Davids broer.
Maar als we dit gedeelte lezen dan begrijpen we de redenen, het hart van David. Het is hem niet te doen om zijn eigen eer, om zijn eigen trots. Het is hem niet te doen om nu al te gaan bewijzen dat hij gezalfd tot koning. Het was hem alleen te doen om zijn liefde voor de Heer. Zijn Heer wordt beschimpt door deze onbesneden Filistijn. Zijn werkelijke motief was God alleen.
10 ‘Twee mensen gingen naar de tempel om te bidden, de een was een farizeeër en de ander een tollenaar. 11 De farizeeër stond daar rechtop en bad bij zichzelf: “God, ik dank u dat ik niet ben als de andere mensen, die roofzuchtig of onrechtvaardig of overspelig zijn, en dat ik ook niet ben als die tollenaar. 12 Ik vast tweemaal per week en draag een tiende van al mijn inkomsten af.” 13 De tollenaar echter bleef op een afstand staan en durfde niet eens zijn blik naar de hemel te richten. In plaats daarvan sloeg hij zich op de borst en zei: “God, wees mij zondaar genadig.” (Lukas 18:10-13)
Jezus verteld deze gelijkenis vooral voor de mensen die zichzelf rechtvaardig genoeg achten. Mensen die in hun denken zichzelf op een voet hebben gezet. Wij kunnen met ons denken onszelf heilig achten en goed achten en we kunnen er zelf in beginnen te geloven. Zo zijn er vele mensen die niet echt zijn maar zichzelf een maatpak hebben aangemeten.
Deze mensen denken altijd na over wat ze doen en wat andere mensen er wel niet van denken. Deze mensen hebben zichzelf er zo van overtuigd dat het zelfs doorklinkt in hun gebeden naar God. Daarom kunnen we in de wereld twijfelen aan de motieven van mensen. Davids broer twijfelde aan de motieven waarschijnlijk omdat hij zelf zo in elkaar zat.
Maar als we echt zijn dan zijn we als de tollenaar en realiseren we wie we zijn. Als we echt zijn hoeven we niet na te denken over hoe wij ons positioneren in de maatschappij maar dan is ons hart met God alleen. Dan is ons verlangen naar God alleen een dan willen we echt zijn voor God, ten koste van onze positie. We verlangen er naar dat we echt met God leven zonder dat we proberen iemand te zijn voor God.
14 Ik zeg jullie, hij ging naar huis als iemand die rechtvaardig is in de ogen van God, maar die ander niet. Want wie zichzelf verhoogt zal vernederd worden, maar wie zichzelf vernedert zal verhoogd worden.’ (Lukas 18:14)
En dit is het resultaat een hart dat vervuld is met de vrede van God. Een hart dat heeft verlangt naar een vervulling van God en dat mag weten dat het beantwoord is. David was echt met God, Zijn hart was alleen om God te dienen. En dan antwoord God in Zijn glory en alleen dan krijgt Hij alle eer.