“34 ‘Ik heb altijd de kudde van mijn vader gehoed,’ antwoordde David. ‘Wanneer er een leeuw of een beer kwam om een schaap of een geit uit de kudde te stelen, 35 ging ik erachteraan, overmeesterde hem en redde het dier uit zijn muil. En als hij me wou aanvallen greep ik hem bij zijn kaken en sloeg ik hem dood. 36 Leeuwen en beren heb ik verslagen en die onbesneden Filistijn zal het net zo vergaan, omdat hij de gelederen van de levende God heeft beschimpt! 37 De HEER, die me gered heeft uit de klauwen van leeuwen en beren, zal me ook redden uit de handen van deze Filistijn.’” (1 Samuel 17:34-37)
Het verslaan van Goliat kwam niet uit de lucht vallen. Davids vertrouwen op God was niet van de een op de andere dag. David heeft er al een lange tijd van voorbereiding op zitten. De schapen. Toen hij de schapen aan het hoeden was, was hij alleen en kon hij zijn geloof opbouwen. Er was niemand die er even commentaar op gaf.
Toen David tegen Goliat wilde vechten was zijn motief puur. Het ging hem om God alleen er was geen andere reden. En David zijn broer die betwijfelde dat, en Saul die geloofde er niet in en Goliat vertrouwde op zijn eigen grootheid. Maar al die dingen deed David niets. Zijn hart was geen moment van zijn stuk gebracht.
Jezus begon zijn zending ook pas op zijn 30ste en ik ben van mening dat het voor Jezus ook een voorbereiding was. Maar ook toen Jezus zijn zending begon nam hij de tijd om met Zijn Vader te praten. En voordat Jezus een besluit nam over wie Zijn discipelen zouden zijn, die nacht ervoor bad Hij ook eerst tot de Vader.